Vander aenspraken die jan vyncke gedaen heeft voir meye(r) en(de) scepen(en) van/ loeven(en) tot meester vrancken van dyeven meester in arten sone wilen vranx/ alse van eender comenscap van drie viventwintich mudden corens loevensce/ die de vors(creven) wijlen vranc van dieven gecocht hadde des drie jair leden es oft/ dair omtri(n)t tegen augustine ympens gelic een cedulle opde voirs(creven) comenscap/ gemaict begrepen heeft Welke comenscap die selve vrancke de vader vand(en)/ voirs(creven) augustine overnam ende geloofde die te volvue(re)n en(de) den voirs(creven) augustine/ dair af tontlasten die poenten ende dat oic de vors(creven) meest(er) vrancke hem/ selven voer die voirs(creven) comenscap hadde v(er)bonden ende gelooft die cedulle/ vors(creven) in sekerheit selve te hanteeken(en) boot die selve jan vyncke te thoenen/ Hopen(de) oft hijt gethoenen conste dat de vors(creven) meest(er) vrancke gehouden sijn/ soude de selve comenscap als vanden derden viventwintich mudde(n) rocx/ te aenveerden en(de) den vors(creven) janne d(aer) af genoech te doene ende vand(en)/ ande(re)n twee paeyen bekinde hij datt hem genoech gedaen was Dwelc/ die vorscr(even) meester vranc ontkinde en(de) meynde dat de vors(creven) jan vyncke/ ne(m)mermeer thoene(n) en soude dat de vors(creven) meest(er) vrancke sijn schout/ vand(en) selven comenscap hadde gemaict Was gewijst ten uut(er)sten/ biden he(re)n scepen(en) van loeven(en) ter maniss(en) smeyers dat de vors(creven) meest(er)/ vranc gehouden sijn soude den vors(creven) janne vynck vand(en) vors(creven) come(n)scap/ en(de) vand(er) lester so(m)men der vors(creven) viventwintich mudde(n) cor(ens) inne te stane/ die taenveerden en(de) d(aer) af genoech te doene p(rese)ntib(us) o(mn)ib(us) scabinis in/ sca(m)pno dempt(o) py(n)noc maii ix