It(em) want gord hanckart als geleit voir zijn wettich gebreck/ na der stad recht van loeven(en) tot allen den goeden have en(de) erve/ roelofs van bolloe soe wair die belege(n) zijn he(m) metter stad br(ief)/ gescr(even) aende(n) meye(r) van wiltsele oft zijnen stedehoude(r) hadde doen/ leve(re)n alle de selve goede onder hem gelegen en(de) dach va(n) rechte/ doen besceyden oft hij d(air) jege(n) yet hadde willen allege(re)n oft he(re)n/ in dien opponeren den voirs(creven) roelof zijn wijf en(de) kijndere die he(m)/ aen de selve goede ongebruyc deden Tot welken dage noch/ oec op heden als ten verstreken(en) dage van rechte de voirs(creven) roelof/ noch yemant anders van zijne(n) wege(n) gecomp(ar)eert en is so/ hebben de he(re)n scepen(en) van loeven(en) ter manissen smeyers gewijst/ voir een vonnisse na dat hen behoirlijc gebleken heeft bij janne/ vlas der stad bode die de(n) voirs(creven) brief hadde gedragen dat/ dexploit voirs(creven) behoirlijc gedaen was datme(n) de(n) voirs(creven) gorde/ vande(n) voirs(creven) goeden houden soude inde macht va(n) zijne(n) voirs(creven)
//
beleide soe v(er)re dat noch voir hen comen ware cor(am) meldert/ berthem opp(endorp) ouderogge dormale julii p(e)n(u)lt(ima)