It(em) peter vand(er) hoeve(n) en(de) goessen tijbe in pr tegewoirdich(eit) van/ scep(enen) van loven(en) hier onder gescr(even) gestaen hebben gekint ende/ gelijt openbairlic dat zij als rintmeest(er)s vand(en) vors(creven) stat/ van loven(en) nu sijnde inde(n) name en(de) tot behoif d(er) selver/ stat en(de) met gereede(n) pe(n)ning(en) volcomelic v(er)nuecht sijn/ van hennen vand(en) berghe en(de) dat bij hande(n) henrix maes/ woenen(de) te halle van alsulk(en) weghe van meylane(n) alse/ bij der stat raide den selve(n) henne(n) int jair xiiii[c] lvi/ den xii dach der v maent van dece(m)ber gesedt ende/ gepubliceert was ter bet(er)nessen te doene ons(er) gened(ichs)/ he(r) de(n) hertog en(de) sijnre stat van loven(en) vors(creven) vanr/ dat hij wiste vand(en) opsette der joncfr(ouw) esselijns sijnd(er)/ meest(er)ssen doen t(er) tijt en(de) der meshandeling(en) die binne(n) der/ stat van loven(en) gebuert was zoete(n) scuytmans ende dat/ alse verre de selve bedevaert [en(de) den afcoep va(n) dien] d(er) selver stat aencleeft/ Sceld(ende) van dien quite den vors(creven) henne(n) en(de) all geloven(de)/[inde(n) name d(er) vors(creven) stat] van des(er) quitan(cie) den selven [henne(n)] tegen eenenyegelik(en) recht wara(n)t/ te sijne en(de) te blive(n) cor(am) opp(endorp) dor(ma)le julii xxii