In rechte voir meye(r) ende scepen(en) van loven(e) heeft goird van/ royacker aengesproken met rechte lambrechte houteloock wonen(de)/ te broeghel poirte(r) d(er) stat va(n) loven(e) hem opseggen(de) dat voirtide(n)/ als wile(n) des aenlegg(er)s vader va(n) live ter doot bracht wert/ hij de voirs(creven) lambrecht d(air)inne medeplichtich soude hebben/ geweest alsoe hij sustineerde vande(n) welke(n) de selve lambr(echt)/ hem hadde gehoude(n) als onschuldich ende ov(er)mids dien/ dat de voirs(creven) goird den selve(n) lambr(echte) [des] niet v(er)drage(n) en/ woude soe hadde hem de voirs(creven) lambrecht voir de wet/ va(n) zonne ende van brueghel geloeft en(de) toegeseyt tege(n)/ des voirs(creven) es eedt ende onschout ten heylige(n) te doene/ met zesse p(er)sone(n) volghe(re)n die met hem den voirs(creven) eedt/ affirme(re)n soude(n) dat boodt de voirs(creven) aenlegge(r) te thoene(n)/ hopen(de) oft hijt gethoene(n) conste dat de voirs(creven) lambr(echt)/ gehoude(n) zijn soude dat tacht(er)volge(n) d(air)op de voirs(creven)/ lambrecht hem v(er)antweerde en(de) ontkinde de voirs(creven) geluefte/ declare(re)n(de) div(er)se pointe(n) [en(de) bizunder enige] bijde(n) welke(n) hij v(er)thoende der opticht/ int p(ri)ncipael billiken onsculdich te wese(n) Soe w(er)t de voirs(creven)/ aenlegge(r) h(ier)af gewijst tot zijne(n) thoene d(air)toe hij dach/ nam op heden als blijct in onse(n) reg(ist)re febr(uarii) xiiii/ lestlede(n) nochtan en qua(m) de selve goird op hede(n) voir/ oghe(n) niet noch en bracht gheene(n) thoen Ende alsoe/ was gewijst bijde(n) scepen(en) va(n) loven(e) t(er) manisse(n) smeyers/ wair deselve goird niet en quame ten opstane des/ meyers en(de) d(er) scepen(en) dat de [vors(creven)] lambr(echt) der aensp(ra)ke(n)/ ongehoude(n) zijn soude in sca(m)pno p(rese)ntib(us) om(n)ib(us) scabinis/ m(ar)cii vii