It(em) jan ts(er)claes sone wijlen jans woenen(de) te tilly en(de) roelof capellema(n)/ hebben gelooft indivis(im) roelofve roelofs hondert en(de) neghenthien rinsche/ gul(den) tstuc te xxii st(uvers) oft de weerde dair af in ande(re)n goede(n) gelde tussce(n)/ dit en(de) uutganc october naistcomen(de) te betalen t(am)q(uam) ass(ecutu)[m] als voir/ dafquite(n) van dien ix(½) rinsche gul(den) lijfpen(sien) die de vors(creven) roelof capellema(n)/ voirmails voer den vors(creven) wijlen janne ts(er)claes den vors(creven) roelofve/ roelofs voirmaels voir scepen(en) van loven(en) bekint heeft met de(n) acht(er)stelle/ van dien van twee jae(re)n Op alsoe betailde(n) zij die so(m)me voir den/ voirs(creven) t(er)mijn die hen dan nae advena(n)t vand(en) tide en(de) rinte(n) voirs(creven)/ cortsel van dien gescien soude Et p(ri)m[(us)] cor(am) roelofs vos septembr(is)/ xxi