It(em) henric van buetsele jans natuerlic sone vettewarier woenen(de)/ inde dorpstrate heeft gelooft merten(en) vand(er) bruggen bode der stat van/ bruessel thien rinsche guld(en) te xx st(uvers) tstuc den stuv(er) te drie pl(a)c(ken) de drie/ dair af te kersmisse naistcomen(de) drie te paesschen vervolgen(de) ende vier
//
rynssche guld(en) tsint jansmisse dat dan dair nae volgen sal quol(ibet) ass(ecutu)[m]/ Met condicien dat hij sal gestaen met te betalen(e) binne(n) xv daige(n) na elk(en)/ der vors(creven) t(er)mijne(n) mair oft hij die xv daige(n) ombetailt liet overgaen/ soe es vorweerde dat dan al gevalle(n) sal sijn cor(am) vos burg(imagistr)[o] no(vem)[br(is)]/ vi