It(em) jorijs de hont heeft gekint ende gelijdt dat de/ bedesetters vanden goeden sh(eylichs) gh(eest) inder stat va(n) vilvorde(n)/ van wege(n) desselfs hem afgeleecht hebbe(n) xii(½) r(yns) g(ulden)/ elken ge(re)kent te v s(cellingen) brabants van alsulke(n) xl r(yns)/ gulden(en) erflijcker renten als de selve jorijs jairlijx/ hadde vallende xxv dage in febr(uarii) met scepen(en) br(ieve)/ van vilvoerden vander daten xiiii[c] lxxii gemaect opden/ xxiii dach van febr(uarii) onder zegle van willem(me) de becke(re)/ en(de) goirt soen aen ende op zeke(r) goede en(de) pande der/ tafelen sh(eylichs) gheest voirscr(even) te vilvoerde(n) en(de) dair omtrint/ gelege(n) behouden(de) op de selve goede vande(n) voirs(creven) xl r(yns)/ guld(en) de xxvii(½) r(yns) guld(en) erflijck Bekynnen(de) hem de/ voirscr(reven) jorijs vanden xii(½) r(yns) g(ulden) erflijck den d(enier) xvi/ v(er)nuecht ende wel betaelt zijnde behouden zijnre actie(n)/ vanden valeure der stuv(er)s uuyt dien dat hij alreha(n)de/ ghelt ten hoochsten ontfanghen heeft Scelden(de) d(air)af/ quite den voirscr(even) h(eyligen) gheest den bedesett(er)s voirs(creven) des/ h(eylichs) gh(eest) goede en(de) alle ande(r) des quitan(cie) behoeven(de) p(ro)mitt(ens)/ nullatenus alloqui cor(ram) couk(eroul) oud(erogghe) dec(embris) xxix