Item gheram voet sone wijle(n) claes va(n) ov(er)ijssche woenen(de)/ nu ter tijt te loeven(e) inde groeve heeft bekint sculdich te/ zijne janne va(n) rode geheete(n) ty(m)merman en(de) henr(icke) kest wonen(de)/ te ottenborch tsestich rinssche guld(en) te xx stuv(er)s tstuck en(de)/ dat d(aer)af deen helcht viel tsintjansmesse lestlede(n) die hij/ hem geloeft heeft tot hue(re)r manisse(n) te betale(n) en(de) dander/ helcht heeft hij he(m) gelooft tald(er) heylige(n)misse naestcomen(de)/ te betalen quolibet ass(ecutu)[m] Als vanden wishoute en(de) rijse/ dat dit jair voirleden gevalle(n) is te houwe(n) op eene(n)/ zeke(re)n coop vanden selve(n) jae(r) vanden bossche va(n) tyngisart
//
der selver jans van rode en(de) henr(ix) kest Met vorweerde(n)/ oft thouts soe vele niet en viele vand(en) voirs(creven) bossche/ dat dat quame tott(er) voirs(creven) so(m)me(n) va(n) lx r(yns) g(ulden) elc wisse/ wishouts ge(re)kent op ii(½) st(uvers) en(de) elke duyse(n)t rijs op xx st(uvers)/ dat dat den voirscr(even) gera(m)me aende so(m)me voirs(creven) corte(n)/ soude ofts oick meer wae(r) dat soude hij te dien p(ri)se/ moete(n) betale(n) Voirt heeft geram geloeft den voirs(creven) twee/ p(er)sone(n) te doene tot hue(re)r manisse(n) met zijne(n) wagen(en) ende/ p(er)den twee corweyden oft d(aer)voe(r) te betale(n) xvi st(uvers) cor(am)/ lynden hanckart julii xiiii