It(em) den dach van thoene op heden dienen(de) tusschen de/ p(ro)cur(eur)s vand(en) chartroesen buyten antwerpe(n) en(de) hue(re)n/ medepleg(er)s ter eenre en(de) henricke van cuyct ter ande(r) zijden/ es geco(n)tinueert en(de) verlingt tot van in sat(er)daghe/ naestcomen(de) over acht dage(n) om alsdan te dienen gelijc/ hij op heden gedient soude hebben eisd(em)