It(em) jouffr(ouwe) m(ar)griete vande(n) boeg(ar)de en(de) jouffr(ouwe) barbele vanden/ broecke meestersse(n) der tafele(n) vand(en) heyligengheeste inden/ grooten beghijnhove te loven(e) in p(rese)ncia hebben gekint en(de)/ geliden inden name en(de) va(n) wegen d(er) selver tafele(n) dat hun/ bij janne den smet zone willems va(n) haecht afgeleecht/ en(de) gequete(n) zijn alsulke acht r(insch) guld(en) erflijcker rinte(n) als/ zij jairlijx heffen(de) ware(n) aen en(de) op zeke(re) bempde gelegen/ inde p(ro)chie va(n) werchte(r) desselfs jans wile(n) toebehoirende/ jacoppe van raveschote en(de) op meer ande(re) goede en(de) rinte(n)/ des voirs(creven) jacops d(air)omtrint gelege(n) Scelden(de) d(air)om volcomel(ijc)/ quite den voirs(creven) ja(n)ne zijn goede en(de) alle ande(re) ond(er)pande/ vand(en) voirs(creven) acht r(insch) guld(en) erflijcker rinte(n) Promitt(entes) null(atenus) alloqui sed war(andizare) langrode willem(air) m(ar)cii xxii