It(em) jouffr(ouwe) m(ar)griete colfs dien dbewint vande(n) goeden wout(er)s/ colfs huers brued(er)s buyten lants zijnde bij m(ijn) gened(igen) he(re) den/ h(er)toge gegeve(n) is op goede rekeni(n)ghe d(air)af te doene en(de)/ d(air) voe(r) zij goede caucie en(de) borchtocht heeft gestelt voir de he(re)n
//
vanden rade van brabant alsoe zij seecht heeft ontsedt/ op eene(n) borghe te dage en(de) te rechte te come(n) alle alsulke(n)/ goeden als willem van lele voir gebreck van zeke(re)n scepen(en)/ brieve(n) van loven(e) die hij segt te hebben(e) op janne wijle(n)/ van rode beslagen heeft en(de) gherasteert den voirscr(even) woute(re)n/ toebehoiren(de) Inde est fideiussor joh(ann)es vander beke braxator/ Et p(ri)ma cor(am) willems sub(stitu)[to] langrode tybe scab(inis) maii xii