Nae dat arnd liedens als geleyt onder den ande(re)n totte(n) goede(n)/ jans van quaderebbe inde banc voir meye(re) en(de) scepen(en) van/ loeven(e) begonste te doen lesen zijn beleyt heeft jan van ost/ hem seggen(de) procur(ator) des voirs(creven) jans van quaderebbe he(m) gevordert/ dat te doen stutten en(de) opgedaen dat inden ja(r)e voirleden/ de voirs(creven) arnd geleyt zijnde hem hadde doen leve(re)n de goede/ desselfs jans en(de) soe verre vervolgt dat de selve arnd meynde/ een vo(n)nisse van continuacie(n) d(air) af voir he(m) te hebben d(air) tege(n)/ de voirs(creven) procur(ator) houden(de) de (contra)rie he(m) hadde geopponeert meynen(de)/ dat ter tijt vand(en) vo(n)nisse tgeruchte soe groot was inde banc/ dat hij die procur(ator) was des voirs(creven) van quaderebbe en(de) dair/ doen tegewoirdich stont niet en conste gehoe(re)n dat men in/ die materie p(ro)cedeerde en(de) alsoe hadde hij d(air) o(m)me nae den/ vo(n)nisse zoe verre vervolcht dat de questie van dien/ was gestelt ind(er) stad handen d(air) die noch onbeslicht/ hinck versueken(de) voir al dat d(air)af yerst beslicht wordde/ gedaen eer men inde materie soude procede(re)n hopen(de) dat/ dat sculdich wa(r)e te geschien d(air) op arnd he(m) verantwerden(de)/ hoopte de (contra)rie te voirde(r) want dat al geschiet was/ inden voirleden(en) ja(r)e d(air) af de wethouders die trapport soude(n)/ doen af wa(r)en oic soe gaf hij over en(de) was te vreden/ dat men afsloege en(de) liet versmelten tvo(n)nisse va(n) (con)tinuacie(n)/ dat hij d(air) af hadde voir hem en(de) soe wa(r)e dan de questie/ voirs(creven) inder stad handen gestelt te nyeute en(de) datmen/ int p(ri)ncipael voirtvoe(r) hopen(de) dat hem dat sculd(ich) soude/ zijn te geschien met meer woorde(n) in beyden zijde(n) geallig(eer)t/ Es gewijst ter manissen smeyers gelieft arnde liedens/ int p(ri)ncipael voirt te va(r)en dat hij dat doen mach in sca(m)p(no)/ aug(usti) xx