Want gheert van goedsenhove(n) die uut crachte van scepen(en)/ brieve(n) van loeven(en) over lang gepasseert houden(de) ende besitten(de)/ is lxxv guld(en) tstuck te thien stuv(er)s erflijker rinte(n) aen en(de)
//
op thoff en(de) de goede geheete(n) te gheene(n) lare te meerhout/ gelege(n) metter stad brieve(n) gescreve(n) aen den meye(r) va(n) meerhout/ oft zijne(n) stedehoude(r) hadde doen leve(re)n tyboute steenweechs/ d(er) stad bode in zijne(n) name alle de voirs(creven) goede en(de) ond(er)pande/ in zijn brieve(n) begrepen En(de) dach van rechte doen besceyden/ ja(n)ne moenthielens zijne(n) wive en(de) kinde(re)n en(de) ande(re) hande/ aen de voirs(creven) goede hebben(de) Tot welcken dage de voirs(creven)/ p(er)sone(n) niet comen en zijn noch niemant van hue(re)n wegen/ den voirs(creven) gheerde trecht voirt versueken(de) Soe wijsden/ de vo(n)nissen der scepen(en) van loeven(en) ter manissen smeyers/ nae dat hen behoirlijck gebleken heeft bij rapporte ende/ claernissen des voirs(creven) tybouts steenweegs dat men den/ voirs(creven) gheerde vand(en) voirs(creven) goeden houden soude inde macht/ vand(en) voirscr(even) scepen(en) brieve(n) en(de) leveringe(n) zoe verre dat/ noch voir scepen(en) comen is in scamp(n)[o] cor(am) scab(inis) septe(m)br(is) x