Aldaer jan ghijsen achtervolgen(de) seke(re)n voirvo(n)nissen gegeve(n)/ ap(ri)lis xxiii lestleden en(de) den uutstelle dair af gedaen/ ap(ri)lis xxviii d(air) nae heeft willen in rechte procederen/ op janne van criekenbeke oft willem(me) van leefdale sijnen/ procur(ator) metter saken dair voe(r) de selve van criekenbeke/ voirmaels alhier gehecht heeft geweest en(de) hem uut(er) hachte(n)/ verborcht ende begonst den selven procur(ator) aen te spreken/ heeft de voirs(creven) wille(m) procur(ator) dat geschudt en(de) gemeynt/ dat de borgen die den voirs(creven) van criekenbeke uut(er) hachte(n)/ hadden verborcht yerst dair toe geroepen souden wordden
//
en(de) dat de selve borchtocht voe(r) ooge(n) come(n) soude eer men/ inder materie(n) soude procede(re)n oft hij soude vand(en) selven/ borge(n) sceyden en(de) op den p(ri)ncipalen blive(n) Dair tegen/ de voirs(creven) jan ghijsen sustine(re)nde de contrarie meynde/ dat hij soude moegen procede(re)n tege(n) den voirs(creven) willem(me) die/ tande(re)n tide(n) hem inder saken hadde gesteken en(de) die als/ procur(ator) de sake verantwert hadde en(de) dat hij noch ter tijt/ opde borge(n) niet en dorste procede(re)n noch de selve vand(er) borchtocht/ verdrage(n) hij meynde tijts genoech te come(n) op de borgen/ te procede(re)n soe wa(n)neer de sake vand(en) voirs(creven) hachte(n) gepuert/ soude zijn met meer reden(en) in beyden zijden gealligeert/ Es gewijst bijden scepen(en) van loeven(en) ter manissen/ smeyers gelieft janne ghijsen voirt te varen met sijne(n) / voirnemen dat hij dat doen mach niet tegenstaen(de) der/ calangien cor(am) om(n)ib(us) scabinis in sca(m)p(n)[o] dempto lyemi(n)g(hen)/ sep(tembris) xxiiii