Vander aensprake(n) die cornelijs va(n) calcken als procur(eur) claus va(n)/ lindt gedaen heeft tot edewairde cruyplant dair de selve/ aenlegger dede lesen een vo(n)nisse van scepen(en) van loven(e) tussche(n)/ hen gewese(n) novembr(is) xxviiii lestleden D(air)mede de(n) ae(n)legger/ aengewijst es zijn gedeelte vande(n) goede(n) d(air) questie af was en(de)/ d(air)entenden beg(eer)de hij dat de voirscr(even) edewairt vo(n)nislijck worde/ geconda(m)pneert hem te late(n) volgen des voirscr(even) claus va(n) lindt/ gedeelte alle d(er) goeden ind(en) selve(n) vo(n)nisse begrepe(n) en(de) dat hij d(air)af/ zijn hande lichte hopen(de) dat hij dat sculdich wa(r)e te doen(e) he(m)
//
des getroesten(de) totten rechte Dair tegen edewairt hem/ v(er)antweerden(de) dede seggen dat hij de ghene niet en ware/ die hem zijn gedeelte voirhouden woude en(de) soe wa(n)neer/ daenlegg(er) v(er)claerde met stucken en(de) porceele(n) de goede/ en(de) rinten d(air)inne hij meynde deel te hebben en(de) gericht/ te zijne en(de) hoe v(er)re hij woude hem dat late(n) volghen/ oft hem dair tegen met rechte oppone(re)n Dair tege(n) dae(n)legg(er)/ replice(re)nde hoepte dat hem tgedeelte des voirscr(even) claus/ va(n) alle(n) den erve erfrinten pachten en(de) vliegen(de) erve gebleve(n)/ nae de doot vand(er) weerdynne(n) sanders wijlen va(n) oirbeke/ bezundert dachste deel van dien sculdich wa(r)e te volge(n)/ en(de) woude edewairt dan segge(n) en(de) bijgebringen dat dae(n)legg(er)/ in e(n)nige va(n) dien niet schuldich en wa(r)e gericht te zijne/ oft deel te hebbe(n) d(air)aff woude hij tegen hem rechts plege(n)/ met meer woirden en(de) reden(en) in wed(er)zijden geseecht Es/ tvo(n)nisse dat daenlegger ov(er)geve(n) sal in gescrifte de stucke(n)/ en(de) porceele(n) d(air) inne hij meyndt gericht te zijne en(de) deel/ te hebbe(n) en(de) d(air)entenden recht cor(am) scabinis in scampno/ ap(ri)lis xxvii