Aldair op heden jan vande(n) bossche schouth(eit) van puersse metten/ ii[ten] brieve vander stat aen hem gescr(even) ten v(er)sueke jans de/ kempene(re) sinte pet(er)sman van loven(e) om ge(re)stitueert te hebben een/ steele(n) pansier en(de) een huyve die hij hem afgenome(n) hadde oft/ alh(ier) te compare(re)n voe(r) den raide vander stat reden(en) allige(re)n wair
//
om hij die restitucie niet doen en soude gecompareert es/ bijden selve(n) rade tegen den voirscr(even) sinte pet(er)sman seggen(de)/ dat hij bij twee reden(en) den daghe vanden yersten brieve/ niet genoech en was geweest Dyerste om dat dien diende/ in sinxen(en) avonde lestleden en(de) dat hij doen in zijne(n) dienst/ soe geoccupeert was dat hem dat niet doenlijck en was/ Ten ande(re)n male meynde hij om des goets avonts wille/ datme(n) ten selve(n) sinxen avonde gheen gerichte gehoud(en) en/ soude hebbe(n) Mair des niet te min hij meynde met goeden/ reden(en) tpansier en(de) de huyve niet te derve(n) restitue(re)n bezu(n)d(er)t/ wantme(n) bevi(n)den soude dat hij van dyeverien hadde/ gecomponeert met meer reden(en) Dair tegen sinte pet(er)sman/ ov(er)gaff eene supplicacie d(air) hij d(er) stat vele r(e)monstran(cien) mede/ dede byden welke(n) hij buyten trecht va(n) sinte pet(er)s ma(n)nen/ van loven(e) geleyt soude zijn geweest Die welke hij va(n)/ zijnder zijden en(de) de schouth(eit) zijn pointe(n) van zijnder zijden/ p(rese)nteerden te bewijse(n) Ende als vand den rade vand(er)/ stat inde materie hadde gesproke(n) en(de) p(ar)tien d(air)af huere/ uuytsprake die zij hadden begrepen souden hebbe(n) gedae(n)/ soe en was de voirscr(even) sinte pet(er)sman alsmen p(ar)tien om/ dat te doen(e) rap inne te come(n) niet te vinden mair hadde/ hem geabsenteert Act(um) in cons(ilio) op(idi) maii xxvi