It(em) de voirs(creven) henr(ic) zeels heeft den voirs(creven) berthelmeeuse/ den vader tot behoef van hem voir zijn toch en(de) zijnre/ kinde(re)n voirs(creven) voir derflich(eit) voir deen der voirs(creven) twee/ rijders als desselfs henr(ix) gedeelte coste co(m)me(r) ende/ bewijssenisse der selver ter meerder sekerh(eit) pantsgewijse/ met andr(iese) van voshem vorste(r) in handen gestelt ende/ verobligeert sesse silve(re)n lepelen ii croesen en(de) eene/ schale wegen(de) tsamen xxi onsen oft dair omtrent/ Om alle tgene des dier eender(en) crone(n) [rijd(er)] aengaet beyde/ van verloopen(de) rinte(n) bewijsseniss(en) cost ende co(m)me(r) d(air) aen/ te verhalen soe b(er)thelmeeuse oft sijne(n) kinde(re)n dat/ best gelieve(n) sal En(de) hen van al voldaen en(de) die rinte/ loflijc veronderpant oft gequete(n) sijnde salmen den selve(n)/ henr(icke) die juweele(n) weder overgeven en(de) heeft gelooft/ de voirs(creven) borge(n) berth(elmeeus) den voirs(creven) borgen dat hij hen aut/ de voirs(creven) juweelen talle(n) tiden te baten bring(en) sal/ eisd(em)