It(em) pet(er) vand(en) poele in p(rese)ncia heeft quijtgescouwe(n) daneele aroens va(n)/ alsulcke(n) coope als hij tande(re)n tide(n) gedaen heeft tege(n) den selve(n) daneele/ vand(en) huyse en(de) hove mette(n) toebeh(oirten) geheete(n) de roode porte geleg(en) inde/ borchstrate teg(en) ov(er) den pape(n)gay en(de) des sele(n) he(m) bet(aelt) werd(en) en(de) heeft gelooft/ de voirs(creven) daneel te betale(n) den voirs(creven) pet(er) iiii pet(er)s te liiii pl(a)c(ken) tstuc als de/ selve pet(er) in gelage in gereed(en) d(enieren) heeft verleet te sinxen(en) naest(comende) t(am)q(uam) ass(ecutu)[m] Met/ vorwerd(en) oft de voirs(creven) goede eer vercocht werde(n) dat dan de selve iiii peters/ gevallen selen zijn cor(am) cav(er)son burg(imagistro) febr(uarii) xi