It(em) hanse scut voir hem en(de) als man en(de) mo(m)boir agneete(n) bodar/ zijns wijfs en(de) oic inden name m(ar)griete(n) huer(er) beyder dochter/ in p(rese)ncia heeft gekint en(de) gelijdt dat hem die edele en(de) de/ geboirtige h(er) jacop hee(re) va(n) gheete (et)c(etera) ridder volcomelijc gelost/ en(de) afgequijt heeft deen helicht van alsulken thien croonen/ lijfpen(sien) alse de selve hansen scut gecreech met scepen(en) brieve(n)/ vand(en) gheeten vander daet xiiii[c] lxxix opten xxiiii dach/ dece(m)br(is) aen en(de) opde wy(n)ni(n)ge huys landen te velde en(de) alle/ ande(re) toebehoirten gelegen te jauche toebehoiren(de) den selven/ hee(re)n jacoppe tot zijne(n) zijns wijfs en(de) huer(er) beyder dochter liven/ voirs(creven) en(de) tot des langstleven(de) live van hen beyden te quiten staen(de)/ elke met x geliken croonen te xxxii stuv(er)s tstuc en(de) met vollen/ pachte Scelden(de) volcomelijc quijte den voirs(creven) hee(re)n jacoppe zijn goede/ voirs(creven) en(de) alle ande(re) des quitan(cie) behoeven(de) vand(er) helicht d(er) lijfpen(sien) voirs(creven)/ met allen achterstelle der selver helicht P(ro)mitt(ens) nullaten(us) alloqui/ sed war(andizare) cor(am) roelofs buetsele febr(uarii) xviii