Want roelof va(n) berthem als geleyt nae deser stat recht voir/ zijn wettich gebreck tot alle(n) den goeden beyde have en(de) erve/ gielijs wijlen va(n) berthem zijns brueders wair die geleghe(n)/ zijn hem oft pete(re)n comelinck d(er) stat bode in zijne(n) name/ alle de selve goede met brieve(n) van des(er) stat gescr(even) aende(n)/ meye(r) va(n) bierbeke oft zijne(n) stedehoude(r) heeft doen leve(re)n/ en(de) dach va(n) rechte doe(n) beteeken(en) den voirscr(even) gielijse oft/ hij tege(n) de leveringe yet hadde wille(n) allige(re)n oft de scep(enen)/ brieve(n) impugne(re)n Tot welke dage op hede(n) dienen(de) als te(n)/ v(er)streken(en) dage de selve gielijs noch procur(eur) va(n) zijne(n) wegen/ gecompareert en is janne va(n) borne als procur(eur) roelofs voirs(creven)/ trecht voirt v(er)sueken(de) soe v(er)re dat de scepen(en) va(n) loven(e) ter/ maniss(en) smeyers gewes(en) hebbe(n) voir een vo(n)nisse nae dat hen heeft/ gebleke(n) bij rappoirte pet(er)s comelinx voirs(creven) de voirs(creven) execucie/ geschiet te zijne datme(n) den voirs(creven) geleyden vand(en) voirscr(even)/ goede(n) houden inde macht va(n) zijne(n) beleyde scep(enen) br(ieven) en(de) leveri(n)g(en)/ alsoe v(er)re alst noch voir scep(enen) come(n) is in sca(m)p(n)[o] ja(nua)[rii] xv