SAL7378, Akte: R°16.1-R°17.1 (35 van 790)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°16.1-R°17.1  
Act
Datum: 1484-07-08

Transcriptie

2022-03-06 door Luc De Keersmaecker
Vanden gedinge dat geweest heeft inde banc voir meye(r) en(de) scepen(en) van loven(e)/
tusschen goirde vand(en) berghe inde lelie inde steenstrate aede als mo(m)boir jouff(rouwen)/
magriete(n) van s(in)[te] pet(er)s sijns wijfs aenlegge(r) t(er) eend(er) sijden ende janne van/
thiene(n) inde(n) bonte(n) osse ter ande(re) Aldair de selve gort yerst dede lesen twee scepen(en)/
brieve(n) van loven(e) vand(er) daet der xix daeghe m(ar)tii lestlede(n) d(aer) mede de vors(creven) jan/
van thiene(n) en(de) magriete belx sijns wijf gelooft hadde(n) janne blanck(ar)t de so(m)me/
van hon[d(er)]t vie(re)nveertich r(inssche) g(ulden) te lx pl(acken) tstuc den alse voir dafquite(n) van v acht/
r(inssche) gul(den) erflijc den selve(n) janne blanck(ar)t noch comen(de) vand(en) huyse geheete(n) den/
swertte(n) leeu geleg(en) inde scepstrate teg(en) tvosken over dat hij den vors(creven) ja(n)ne/
van thien(en) op hoeg(er) v(er)cocht heeft en(de) gegoed bove(n) die xv r(inssche) g(ulden) en(de) xvi st(uvers)/
erflic die deselve blanck(ar)t d(aer) op behoude(n) heeft den eene(n) van dien brieve/
slaen(de) op der selv(er) gekuers p(er)sone en(de) alle hue(r) goede en(de) den and(ere)n d(aer) mede t(er)/
meerd(er) vestich(eit) d(er) selv(er) c xliiii r(inssche) g(ulden) den selve(n) blanck(ar)de besund(er) v(er)oblig(eer)t/
en(de) ton[d(er)]pande gesedt sijn bijde(n) vors(creven) gehuyssce(n) die xv r(inssche) g(ulden) erflic die sij/
hebbe hadden op twee huys(en) neve(n) een geleg(en) inde dorpstrate bynne(n) porte/
Dede voort lesen dovergeve(n) te(n) selve(n) rechte dat de vors(creven) jan blanckart/
der vors(creven) jouffr(ouwen) mag(ri)ete(n) van s(in)[te] pet(er)s sijnd(er) weerdynne(n) vand(en) vors(creven) twee/
scepen(en) brieve(n) van loven(e) gedaen hadde voir scepen(en) van loven(e) ap(ri)lis penult(ima)/
d(air) na en(de) nu lestled(en) om die inde(n) gevalle oft hij [de selve blanck(ar)t] vand(er) siecte(n) d(aer) hem ged(aen)/
mede begaest hadde aflivich werdde zoe hij was te bestaden tot diversen/
wercken en(de) stucken d(air) hij de selve jouffr(ouwen) mede belaste en(de) die int lange/
viv(er) cedulle(n) bij tselve ov(er)geve(n) liggen(de) en(de) d(air) op hue(r) die br(ieven) ov(er)geg(even) ware(n)/
oic gelesen woirdd(en) Ende d(air)entinde(n) dede hij seggen want den t(er)mijn van/
dien pe(n)ning(en) te wete(n) hond(er)t xliiii r(inssche) g(ulden) was gevalle(n) [van s(in)t jansmisse lestlede(n)] en(de) zijn brieve/
behoirlic gevo(n)nist des hij he(m) gedroech totte(n) selve(n) dat de vors(creven) jan van/
thiene(n) en(de) zijn sijn wijf gehoude(n) soude(n) wordde(n) en(de) ge(con)dempneert he(m) de vors(creven)/
zijn scepen(en) br(ieven) te voldoene en(de) dat den selven van thiene(n) d(air) teg(en) gheenss(ins)/
sculd(ich) en ware te bate(n) te come(n) alsulk(er) t(er)mi(n)a(ci)[e] alse hij allige(re)n mochte d(air) mede/
de comenscap vand(en) vors(creven) huyse den swertte(n) leeu gehete(n) onlanx leden
//
bijden rade vand(er) stat bijder wed(uwe) des vors(creven) jans blanck(ar)ts als tocht(er)sse/
en(de) willem(me) pierart hem dragen(de) als erfman quijtgescouwe(n) deet oft/
te nyeute gedaen soude zijn want dat al ware gesciet in afsl(ag)en? van/
den vors(creven) aenlegge(r) en(de) sijne(n) wive m(air) hen ongeroepen en(de) ongehoort/
hem des gedragen(de) de selve gort totte(n) rechte Dair tege(n) de selve jan/
van thiene(n) hem v(er)antweerden(de) dede segge(n) dat de comenscap vand(en) vors(creven)/
huyse was alsulc dat den coep(er)e hem die coep(er) was dat navolgen(de)/
d(er) come(n)scap sculd(ich) was geweest te volge(n) ombelet van yemants hue(r)ing(en)/
d(air) aen s(in)te jansmis lestled(en) Ende want he(m) dat nyet en hadde moege(n) alsoe/
volge(n) met der hue(re)n die de wed(uwe) jans de wale d(air) aen noch hadde een jaer/
lanc en(de) de wed(uwe) jans blanck(a)rt dat niet en hadde conne(n) geleve(re)n Soe hadde/
zij mette(n) erfman te weten(e) willem(me) pierart hem d(er) selv(er) come(n)scap/
verdrag(en) die quijtgescouwe(n) en(de) ov(er)genome(n) voer de(n) rade vand(er) stat en(de)/
ware(n) hem sculd(ich) dien acht(er)volgenen(de) zijn brieve d(er) xv r(inssche) g(ulden) erflic/
ge(re) gerestitueert te wordde(n) en(de) dande(r) sijn oblig(acien) vors(creven) te nyeute gedaen/
Wair bij hij sculd(ich) ware quijt en(de) ongehoude(n) te sijne vand(er) vors(creven) so(m)men/
van c xliiii r(inssche) g(ulden) uut(er) selv(er) come(n)scap gespruyt des hij he(m) gedroech/
totter t(er)mi(n)a(ci)[en] vand(er) stat en(de) den rechte en(de) hadde gort vand(en) berge/
yet te volgen aen zijne(n) om jans uut sake(n) vand(en) ove(r)geven(en) d(er) vors(creven)/
brieve aen ande(re) dan aen hem dat mocht hij doen vand(er) hue(re)n/
der vors(creven) weduwe(n) jans de wale i noch een jair due(re)nde D(air) o(m)me p(ar)tien/
bijder stat hadde(n) gewijst was oic genoech gebleke(n) alse dat hue(r) die/
aengewijst was des(er) en(de) meer and(ere)n reden(en) aengem(er)ct p(er)sisteerde hij/
in sijn vors(creven) (con)clusie De wed(er)p(ar)tie de (contra)rie sustine(re)nde dede segg(en)/
want sijnd(er) weerdynne(n) transport van dyen brieve(n) en(de) dactie was/
gesciet en(de) stont in hande(n) [vors(creven)] inde(n) leven(de) live der vors(creven) jans blanckart/
lange voe(r) en(de) nu de vors(creven) sijn wed(uwe) en(de) wille(m) pierart die come(n)scap/
mochte(n) quijt gescouwe(n) hebben en(de) dat alsoe uut die so(m)me te(n) tid
//
en(de) brieve vand(en) selve(n) te(n) tide vand(er) selver quijtscelding(en) ware(n) uute(n) hande(n)/
en(de) machte(n) d(er) selv(er) quijtsceld(er)s en(de) een wijle te vore(n) hadde(n) geweest dat de/
selve quijtsceld(er)s en(de) jan van thiene(n) hen oic ze(re) luttel oft nyet en hadde(n)/
geopponeert tege(n) de hue(r) vand(en) vors(creven) huyse want die bij hue(re)n verkinne(n) [doer de vuege(n) soe siende] en(de)/
nyet bij wettige(n) docume(n)te den rechte genoech sijnde wae(r) mocht sijn gepass(eer)t/
en(de) hen de voirs(creven) t(er)mi(n)a(ci)[e] geenss(ins) op noch teg(en) hen [hem] en sloech noch gestaen en/
conste(n) bijde(n) reden(en) vors(creven) soe bleef hij bij sijnd(er) (con)clusie(n) vors(creven) met meer/
alt(er)cacie(n) bij p(ar)tien in wed(er)sijd(en) witt(ich) gestelt Es gewijst bijde(n) scep(enen) van lov(en)/
t(er) maniss(en) smeyers dat de vors(creven) jan van thiene(n) gehoud(en) soude sijn de/
vors(creven) scep(enen) br(ieven) d(air) questie af es te voldoene Ende heeft hij d(air)entinden/
e(n)nich gebrec aen yeman(de) dat mach hij volge(n) met rechte in sca(m)pno/
cor(am) boxhore(n) hoeve(n) vync tybe julii viii
Nagekeken doorkristiaan magnus
Moderatorkristiaan magnus
Laatste update:: 2016-11-30 door Xavier Delacourt