SAL7382, Akte: R°11.1-R°13.1 (10 van 482)
Akte R°11.1-R°13.1
Act
Transcriptie
2021-12-06 door Dirk De WeverOpde peticie in gescrifte voir den raide vander stadt ov(er)gegeven bij m(ar)gr(iete)/
voelkens wed(uwe) raes wijlen van baussele op en(de) over goirde vande(n) berghe/
inde lilie met zijnen adhe(re)nten erfgenamen lodewijcx wijlen vand(en) meersberghe/
ald(aer) de selve wed(uwe) van baussele te kynnen gaff hoe de selve wijlen raes/
huer man tot zijnen yersten wive getrout hadde jouffr(ouwe) dorotheen wijlen/
vand(er) meersberghe dochte(r) des voirs(creven) wijlen lodewijcx die hij hadde van g(er)trud(en)/
wijlen boecmans zijnd(er) yerster huysvrouwen ende dat de selve lod(ewijc) noch/
hadde vand(er) selver zijnder [yerster] huysvr(ouwe) twee wettige dochte(re)n te weten jouffr(ouwe)/
g(er)trud(en) ende jouffr(ouwe) katlijnen ende dat hij lod(ewijc) nae de doot vanden selven/
sijnen yersten wive te huwelijc toech met jouffr(ouwen) lijsbetten ysaacx d(er) welker/
hij doewarijde op diverse goeden ende lijfrinten ond(er) allen [den] ande(re)n op xxviii/
croonen oft rijders lijfpensien op zeke(re) goede nu m(ijn) vr(ouwe) van salmen die hij en(de)/
zijn yerste huysvr(ouwe) gecocht hadden a(n)no xxxv decembr(is) xxi ten live d(er) voirs(creven)/
jouffr(ouwen) g(er)truden ende katlijnen ende die met elken live van dien half te/
v(er)sterven staen d(aer) inne hij ende de selve zijn yerste huysvr(ouwe) ende de lancxste/
leven(de) van hen hue(re) p(er)ceptie behielde dat voirt de selve wijlen lod(ewijc) met/
consente der voirs(creven) jouffr(ouwen) lijsbetten ysaacx nu sijnd(er) wed(uwe) en(de) oic met/
consente van sijnen voirs(creven) drie dochte(re)n vanden voirbedde en(de) hue(re)n mo(m)boirs/
ende vrinden in sinen uut(er)sten testamente gemaict aprilis xxiii a(n)no/
lxv geordineert hadde dat de selve sijn drie dochte(re)n t(er) stont nae sijn/
doot te gelijke aenveerden ende deylen souden alle ende yegewelke/
goede en(de) lijfrinten d(aer) op de duwarie der voirs(creven) jouffr(ouwen) lijsbetten ysaacx/
geassigneert was ende dat zij d(er) selver jouffr(ouwen) huer(er) stiefmoed(er) die/
huer consent d(aer) toe droech voir ende inde stat vander selver huer(er) duwarie(n)/
behoirl(ijck) assigne(re)n souden xxi saluyten te xxv st(uvers) tstuck tot hue(re)n/
live te weten(e) elc vanden selve(n) gesuste(re)n vii saluyten dairaff/
ende dat elc van hen vanden selven sijnen vii saluyten goede/
vesticheit doen soude dat voirts de voirs(creven) wijlen raes metter voirs(creven)/
wijlen jouffr(ouwe)n dorotheen vanden meersberghe sijnen yersten wive/
gelijc den ande(re)n twee gesuste(re)n omtrint den tijde vanden voirs(creven)/
testame(n)te voir scepen(en) van loven(e) d(er) voirs(creven) jouffr(ouwen) ysaacx bekint/
hadde huer derdel te weten(e) vii saluyten lijfpensien nae beg(er)te/
vanden selven testamente soe dat bleeck soe sij seyde bijden reg(ist)re/
van scep(enen) inde middel came(re) vand(er) daet lxv sabbato post quasi/
modo onder welck bekin inder condicien ald(air) oic gecleert stont
//
dat tselve bekin gesciede voir de duwarie d(er) voirs(creven) wed(uwe) dat voirts/ te dien tijde tcoffer ende alle de brieven des(er) xxviii croonen lijfpens(ien)/ ende des dien aencleeft aengaet en(de) d(air) om questie es met oic den/ instr(ume)n[te] vand(er) huweliker voirwerden voirs(creven) gestelt werden tusschen/ de voirs(creven) drie gesuste(re)n ende hue(re)n momboiren inder selver middel/ came(re)n ende gesloten met drie sloeten d(air) aff elc partie van eenen/ dier drie sloeten den sloetel hadde ende yzed(er) den selven testamente/ dwelc de kinde(re)n geapprobeert hadden ende geloeft tacht(er)volgen(e)/ hadde de voirs(creven) raes inden leven(e) van jouffr(ouwen) dorotheen voirs(creven) zijnd(er)/ yerster huysvr(ouwe) ende d(air) nae tot zijnen sterfdage toe acht(er)volgen(de)/ den selven testamente peyslijc ende vredelijc sijn derdel vande(n) voirs(creven)/ xxviii croonen metten ande(re)n gesuste(re)n gehaven ende gebuert/ ende d(air)af met hen ald(air) meest quitan(cie) gegeven ond(er) huer(er) drier/ segele ende voirt in die stadt bet(alen) d(er) voirs(creven) jouffr(ouwen) wed(uwe) vand(en)/ meersberghe huer(er) stiefmoed(er) sijn vii saluyte voirs(creven) gelijc sij/ gedaen mogen hebben alsoe dat men dairaff van zine(n) weghe(n)/ niet eysschen en sal ende vanden acht(er)stelle datmen ond(er) wijlen/ vanden xxviii croonen tacht(er) geweest es es rase soe wel gelufte/ gedaen voir scep(enen) van loven(e) als hen den ande(re)n gesuste(re)n voirs(creven)/ gelijc dat bleeck in dyerste came(re) [li(br)[o]] lxxvii octobr(is) vi soe dat behoirde/ want hij betalen moste sijn deel vand(en) voirs(creven) wed(uwe) duwarien/ dese ende meer ande(re) pointen oft huer die ontkint wordden p(rese)nteerde/ sij soe verre die in feyte wae(re)n gelegen te thoenen ende oick dat de/ selve gord ende sijn medeplege(re)n den voirs(creven) scep(enen) brieve(n) van xxviii/ cronen onder hadden hopen(de) wair dat sij dat gedoen conste/ dat de wed(er)partie gehouden soude zijn tvoirs(creven) coffe(re) metten brieve(n)/ gescriften instrumenten ende cedullen soe verre die touche(re)n en(de)/ aengaen den voirs(creven) xxviii croonen lijfpens(ien) [te laten(e) ende die] bliven souden ende/ sculdich sijn te bliven onder de wet tusschen de drie partien die/ metten voirs(creven) xxi saluyten lijfpens(ien) ende inde jairlijcxsche/ betalinge van dien belast zijn ende dat den selven principale(n)/ scep(enen) brieff vanden xxviii croonen die des geleden mocht zijn/ omtrint vijf oft sesse jairen bij alle drie den partien die elc/ hue(re)n slotel brachten om execucie te v(er)zueken van betalinge(n)
//
uutgehaelt es ende die de voirs(creven) wijlen raes in hen betrouwen(de)/ dat sij ten wed(er) inne bringhen soude hen gelaten hadde en(de) dien/ noch ond(er) hadden wed(er) int voirs(creven) coffer bracht worden om huer gelijc/ den ande(re)n voir huer deel d(air) mede behulp te gescieden ende dat sij/ alle drie daeraff eenen slotel hadden gelijc zij tot heer toe gedaen hebbe(n)/ hopen(de) dat dat alsoe behoude oft ten mynsten soe verre de/ selve gord vanden berghe ende zijn medepleg(er)s huer alless(ins) ontslae(n)/ wouden vanden voirs(creven) vii saluyten lijfpens(ien) soude sij want sij/ gheen bate en sochte vollijken beraden zijn te sceyden vanden/ derdendeele vanden xxviii croonen voirs(creven) Op dwelc de wed(er)p(ar)tie/ gord met sijnen adhe(re)nten in gescrifte antweerden(de) bekinde(n)/ dierste article d(er) voirs(creven) wed(uwe) warachtich zijnde en(de) insgelijcx tij[te]/ dat lod(ewijc) die rinte nae den lantrechte noch oic nae gescr(even) rechte/ niet sculd(ich) en hadde geweest te belast(en) met enig(er) p(ar)ticuleerder/ duwarien voird(er) dan sijn leefdage lang want hij dair inne niet/ voird(er) dan sijn heffen en hadde Ten derden male want de wed(uwe)/ ruerde van testamente wijlen des voirs(creven) lod(ewijcks) soe en wae(re)n sij niet/ sculd(ich) soe sij articuleerden alhier tantwerden(de) mair p(rese)nteerden te/ doene van dien des rechts wae(re) en(de) d(air)op tantwerden(e) als dat/ v(er)sochte wordde t(er) plaetssen dair dat behoirde Ten vierden male/ namen sij thuer(er) baten de kynnesse van alsulker particuleerd(er)/ geluften als de wed(er)p(ar)tie bekint gesciet te sijne voir scep(enen) van loven(e)/ Tende(re)nde oic in dien pointe tott(er) declinatorien als voe(r) kinden oic/ voirts ten vijften dat sij niet en twifelden d(air) en wae(re)n gescriften/ af in goeder bewaernissen mair [wair] die wae(re)n des gedroegen sij hen/ tott(er) wairheyt Ten sesten male antweerden sij oic declinatorie(n)/ gelijc voe(r) Ten sevensten ontkynden zij den brief vand(en) xxviii/ croonen lijfpens(ien) int coffer geweest te hebben(e) oft alnoch te sijne/ mair bekynden niet te myn den selven brief tot behoirlijcken/ rechte ond(er) te hebben want hij op niemande en sprack dan/ op jouffr(ouwen) g(er)truden ende katlijnen gesuste(re)n wair bij hij int/ coffer niet geweest en hadde noch sculdich en was te comen(e)/ mits oic dat de voirs(creven) jouffr(ouwe) dorothee de derde suster inden
//
selven brief niet geruert noch genoemt en stont ten achten/ male ix en(de) x[te] male antweerden zij als voe(r) int leste ende oic/ declinatorie tende(re)nde inder conclusien oic declinatorie Op/ dwelc de wed(uwe) repliceerde in gescrifte huer gefondeert heeft/ afslaen(de) de declinatorie op tconsent dat de twee liven d(air) de/ xxviii croonen lijfpens(ien) d(air) de duwarie op besedt wert gedaen/ hebben met hue(re)n wettige(n) ma(n)nen en(de) momboiren bezundert/ inden voirs(creven) testamente Ende want vander werden oft onweerde(n)/ vanden selven testamenteende want vand(er) werden gheen/
questie en es mair alleene te doce(re)n het consent vanden selve(n)/
liven met hue(re)n mo(m)boiren soe en conste de wed(er)partie met/
gheenen reden(en) mits oic seke(re)n voiracte(n) en(de) t(er)minacien hier inne/
gebuert d(air) liticontestacie was gheenss(ins) gedecline(re)n met meer/
reden(en) in allen zijden gealleg(eer)t heeft den raid vander stadt/
die gescriften in allen sijden rijpelijc gevisiteert hebben(de) ende dair/
op gelet met oic op dinhouden vanden voirs(creven) instrumente(n) beyde/
vand(er) huwelijker vorwerden ende testamente(n) voirs(creven) d(air) merkelijc/
inne begrepen steet hoe dat die assignacie vand(er) voirs(creven) jouffr(ouwen)/
lijsbetten ysaacx duwarien gesciet was opde voirs(creven) xxviii cronen/
lijfpensien en(de) oic de ordinan(cie) ende beg(er)te vand(en) voirs(creven) lod(ewijcke) in sijnen/
testamente toegegaen was al met consente van beyde den/
liven d(air) die op slaen ende hue(re)n mo(m)boiren ende al mochten de/
drie kinde(re)n nae d(er) hant elc sijn derdel vanden eene(n)twinte(n)tich/
saluyten lijfpens(ien) voir de selve duwarie voir scepen(en) van loven(e)/
gheloeft hebben dat nochtan niet en bleeck met quitan(cien) oft/
and(er)ss(ins) dat d(air) mede dbevestighen vanden duwarien opde xxviii/
croonen lijfpens(ien) doot oft quite gescouwen wae(re)n uut gesproke(n)/
voir reden(en) ende recht t(er) p(rese)ntien jouffr(ouwen) g(er)truden vand(en) meersberge/
voirs(creven) goirts vanden berghe huers gehuwede soens en(de) raes van/
graven behuwede sone vand(en) voirs(creven) jouffr(ouwen) katlijnen soe/
verre goirden vanden berghe en(de) sinen adhe(re)nten niet en/
ghelieft aen te nemen de p(rese)ntacie vand(er) wed(uwe) va(n) baussele/
te weten(e) huer los te houden(e) vanden seven saluyten vand(en)/
duwarien dat huer dan huer(en) eysch worden sal vand(en) br(ieff)
//
onder de wet wed(er) gebracht te wordden huer den derden slotel/ te hebben ende tderdel vanden xxviii croonen te trecken in pleno/ consilio p(rese)ntibus lyefkenr(ode) sub(stitu)[to] hoeven burg(imagist)r[is] borchoven/ lyefkenr(ode) hoeven scabinis et plu(r)ibus aliis de consilio junii xxviii
//
dat tselve bekin gesciede voir de duwarie d(er) voirs(creven) wed(uwe) dat voirts/ te dien tijde tcoffer ende alle de brieven des(er) xxviii croonen lijfpens(ien)/ ende des dien aencleeft aengaet en(de) d(air) om questie es met oic den/ instr(ume)n[te] vand(er) huweliker voirwerden voirs(creven) gestelt werden tusschen/ de voirs(creven) drie gesuste(re)n ende hue(re)n momboiren inder selver middel/ came(re)n ende gesloten met drie sloeten d(air) aff elc partie van eenen/ dier drie sloeten den sloetel hadde ende yzed(er) den selven testamente/ dwelc de kinde(re)n geapprobeert hadden ende geloeft tacht(er)volgen(e)/ hadde de voirs(creven) raes inden leven(e) van jouffr(ouwen) dorotheen voirs(creven) zijnd(er)/ yerster huysvr(ouwe) ende d(air) nae tot zijnen sterfdage toe acht(er)volgen(de)/ den selven testamente peyslijc ende vredelijc sijn derdel vande(n) voirs(creven)/ xxviii croonen metten ande(re)n gesuste(re)n gehaven ende gebuert/ ende d(air)af met hen ald(air) meest quitan(cie) gegeven ond(er) huer(er) drier/ segele ende voirt in die stadt bet(alen) d(er) voirs(creven) jouffr(ouwen) wed(uwe) vand(en)/ meersberghe huer(er) stiefmoed(er) sijn vii saluyte voirs(creven) gelijc sij/ gedaen mogen hebben alsoe dat men dairaff van zine(n) weghe(n)/ niet eysschen en sal ende vanden acht(er)stelle datmen ond(er) wijlen/ vanden xxviii croonen tacht(er) geweest es es rase soe wel gelufte/ gedaen voir scep(enen) van loven(e) als hen den ande(re)n gesuste(re)n voirs(creven)/ gelijc dat bleeck in dyerste came(re) [li(br)[o]] lxxvii octobr(is) vi soe dat behoirde/ want hij betalen moste sijn deel vand(en) voirs(creven) wed(uwe) duwarien/ dese ende meer ande(re) pointen oft huer die ontkint wordden p(rese)nteerde/ sij soe verre die in feyte wae(re)n gelegen te thoenen ende oick dat de/ selve gord ende sijn medeplege(re)n den voirs(creven) scep(enen) brieve(n) van xxviii/ cronen onder hadden hopen(de) wair dat sij dat gedoen conste/ dat de wed(er)partie gehouden soude zijn tvoirs(creven) coffe(re) metten brieve(n)/ gescriften instrumenten ende cedullen soe verre die touche(re)n en(de)/ aengaen den voirs(creven) xxviii croonen lijfpens(ien) [te laten(e) ende die] bliven souden ende/ sculdich sijn te bliven onder de wet tusschen de drie partien die/ metten voirs(creven) xxi saluyten lijfpens(ien) ende inde jairlijcxsche/ betalinge van dien belast zijn ende dat den selven principale(n)/ scep(enen) brieff vanden xxviii croonen die des geleden mocht zijn/ omtrint vijf oft sesse jairen bij alle drie den partien die elc/ hue(re)n slotel brachten om execucie te v(er)zueken van betalinge(n)
//
uutgehaelt es ende die de voirs(creven) wijlen raes in hen betrouwen(de)/ dat sij ten wed(er) inne bringhen soude hen gelaten hadde en(de) dien/ noch ond(er) hadden wed(er) int voirs(creven) coffer bracht worden om huer gelijc/ den ande(re)n voir huer deel d(air) mede behulp te gescieden ende dat sij/ alle drie daeraff eenen slotel hadden gelijc zij tot heer toe gedaen hebbe(n)/ hopen(de) dat dat alsoe behoude oft ten mynsten soe verre de/ selve gord vanden berghe ende zijn medepleg(er)s huer alless(ins) ontslae(n)/ wouden vanden voirs(creven) vii saluyten lijfpens(ien) soude sij want sij/ gheen bate en sochte vollijken beraden zijn te sceyden vanden/ derdendeele vanden xxviii croonen voirs(creven) Op dwelc de wed(er)p(ar)tie/ gord met sijnen adhe(re)nten in gescrifte antweerden(de) bekinde(n)/ dierste article d(er) voirs(creven) wed(uwe) warachtich zijnde en(de) insgelijcx tij[te]/ dat lod(ewijc) die rinte nae den lantrechte noch oic nae gescr(even) rechte/ niet sculd(ich) en hadde geweest te belast(en) met enig(er) p(ar)ticuleerder/ duwarien voird(er) dan sijn leefdage lang want hij dair inne niet/ voird(er) dan sijn heffen en hadde Ten derden male want de wed(uwe)/ ruerde van testamente wijlen des voirs(creven) lod(ewijcks) soe en wae(re)n sij niet/ sculd(ich) soe sij articuleerden alhier tantwerden(de) mair p(rese)nteerden te/ doene van dien des rechts wae(re) en(de) d(air)op tantwerden(e) als dat/ v(er)sochte wordde t(er) plaetssen dair dat behoirde Ten vierden male/ namen sij thuer(er) baten de kynnesse van alsulker particuleerd(er)/ geluften als de wed(er)p(ar)tie bekint gesciet te sijne voir scep(enen) van loven(e)/ Tende(re)nde oic in dien pointe tott(er) declinatorien als voe(r) kinden oic/ voirts ten vijften dat sij niet en twifelden d(air) en wae(re)n gescriften/ af in goeder bewaernissen mair [wair] die wae(re)n des gedroegen sij hen/ tott(er) wairheyt Ten sesten male antweerden sij oic declinatorie(n)/ gelijc voe(r) Ten sevensten ontkynden zij den brief vand(en) xxviii/ croonen lijfpens(ien) int coffer geweest te hebben(e) oft alnoch te sijne/ mair bekynden niet te myn den selven brief tot behoirlijcken/ rechte ond(er) te hebben want hij op niemande en sprack dan/ op jouffr(ouwen) g(er)truden ende katlijnen gesuste(re)n wair bij hij int/ coffer niet geweest en hadde noch sculdich en was te comen(e)/ mits oic dat de voirs(creven) jouffr(ouwe) dorothee de derde suster inden
//
selven brief niet geruert noch genoemt en stont ten achten/ male ix en(de) x[te] male antweerden zij als voe(r) int leste ende oic/ declinatorie tende(re)nde inder conclusien oic declinatorie Op/ dwelc de wed(uwe) repliceerde in gescrifte huer gefondeert heeft/ afslaen(de) de declinatorie op tconsent dat de twee liven d(air) de/ xxviii croonen lijfpens(ien) d(air) de duwarie op besedt wert gedaen/ hebben met hue(re)n wettige(n) ma(n)nen en(de) momboiren bezundert/ inden voirs(creven) testamente Ende want vander werden oft onweerde(n)/ vanden selven testamente
//
onder de wet wed(er) gebracht te wordden huer den derden slotel/ te hebben ende tderdel vanden xxviii croonen te trecken in pleno/ consilio p(rese)ntibus lyefkenr(ode) sub(stitu)[to] hoeven burg(imagist)r[is] borchoven/ lyefkenr(ode) hoeven scabinis et plu(r)ibus aliis de consilio junii xxviii
Nagekeken door: Inge Moris , Greet Stevens
Moderator: Greet Stevens
Add. 1 [Linkermarge]
Transcriptie
2021-12-06 door Dirk De Weverden kuese bijder/
wed(er)partien d(er) wed(uwe)/
van bauss(ele) desen/
aengaen(de) gedaen/
steet aug(usti) xxv sequen(tis)
Nagekeken door: Inge Moris , Greet Stevens
Moderator: Greet Stevens
Laatste update:: 2012-06-25 door Inge Moris