It(em) jan camus en(de) jan darion als bedesett(er)s va(n) ramelliez/hebben dach van thoene genome(n) tege(n) pete(re)n de mont/aengaen(de) den pointe dat de bedesett(er)s bijgeleecht hebben/dat zij oft e(m)mer deen van hen te weten(e) de voirs(creven) jan/camus te thiene(n) vanden voirs(creven) pete(re)n aengesproken hadde/geweest van tgene des hij den dorpe voirscr(even) eyschte/en(de) dat de selve camus ald(air) geabsolveert en(de) quijtgewese(n)/wort op van heden in xiiii nachte(n) naistcomen(de) om dat /met certificatien va(n) thiene(n) alsdan te doen blijken op/cost vanden ongelijken in (con)silio opidi liefkenrode sub(stitu)[to]/hoeven burg(imagistr)[is] p(rese)ntib(us) et plu(r)ib(us) aliis de (con)silio junii/xxvii