It(em) den voirscr(even) janne yden en(de) lijsbettten zijnd(er) huysvr(ouwe) sijn/gevallen in hue(re) deylinge de goede en(de) pachte hier nae bescr(even)/te weten(e) een stuck lants houden(de) omtri(n)t een boend(er) gelegen/bij g hag(er)srode bove(n) den bosch m(ijn) vrouwen vand(er) banck/tusschen de goede [vacat]/[vacat]It(em) noch twee molevate(n) rocx vanden/sesse molevate(n) rocx erfspachts aen en(de) op seke(re) goede/gelege(n) te hag(er)srode toebehoiren(de) [vacat]/dair aff dand(er) vier molevate(n) gevallen sijn in deylinge(n)d(er) voirscr(even) paesschijne(n) en(de) hue(re)n kinde(re)n hanc quoq(ue) et/sat(is) p(ro)ut cor(am) eisd(em)/