Item agneese lijsbeth ende andriete sruysschen wettige kinde(re)/ hubrechts wijlen de ruyssche hebben geloeft ind(ivisim) he(re)n janne/ van ost prieste(r) zone wijlen jans ende zijnen nacomelingen te/ lossen(e) tontheffen(e) ende quijt te houden(e) tot eeuwigen daigen/ van alsulken twee peet(er)s lijfpen(sien) tstuck te liiii pl(a)c(ken) staen(de) ten/ live a(n)nekens van mulke natuerlijcke docht(er) henr(ix) wijlen van/ mulke en(de) za(n)nekens van mulke docht(er) he(re)n vrancx van mulke/ vallen(de) jairlijcx opten lesten dach decembr(is) als wijlen jan van/ ost als p(ri)ncipael vrancken h(er)meys ende hubrechte wijlen de/ ruyssche als zijn borgen bekinden voir scepen(en) van loven(e) ultima/ decembr(is) a(n)no lxxvi Geloven(de) dairaff noch van gheenen/ verloepen(en) pachten verschenen oft te verschijnen ne(m)mermeer/ aen te spreken in gheene(n) rechte geestelijck noch weerlijc (et)c(etera)/ mair dairaff warant zijn tot eeuwigen dagen cor(am) eisdem