It(em) dese voirs(creven) kynnesse es geschiet ende gedaen den voirs(creven)/ janne hubrechts ter meerd(er) vestich(eit) vand(en) hofguedi(n)gen/ den selve(n) janne onlancx leden gedaen voe(r) de scepen(en) van/ bynckem van vier halste(re)n corens erffelijck die hij op/ zeke(re) goede ald(air) gelegen gecocht ende vercrege(n) heeft en(de)/ in alsoe verre de kinde(re) des voirs(creven) goirts alnoch ond(er) hue(re)n/ wesende hier naemaels oudt genoech zijnde gelijcke vestich(eit)/ ende opdracht doen vanden goeden voirs(creven) te bynckem voirs(creven)/ ende voe(r) den pacht voirs(creven) dat alsdan dese gelufte te nyeute/ gedaen sal wordden met condicien oick dat de voirs(creven) jan/ hubrechts om tot zijnd(er) betalingen jairlijcx te comen(e) hem/ sal moege(n) behulpen met wat brieve dat hij wilt met dese(n)/ oft mett(er) guedi(n)gen voirs(creven) behalve(n) dat goirt jairlijcx met/ eend(er) betali(n)gen gestaen zal cor(am) eisd(em)