Opde questie vande(n) juweele(n) opden wissel staende tot/ behoef jans van berthe(m) tot zijnd(er) lossing(en) van alsulke(n)/ borchtochte(n) als hij tande(re)n tijden voir mijne(n) hee(re) den/ p(ro)thonotar(ius) van croy gedaen heeft welke juweele(n)/ jan van scoenvorst oft meest(er) stas vand(en) hoeve(n) als/ geleydt tot desselfs p(ro)thonotar(ius) goede(n) meynde(n) mette(n)/ selve(n) hue(re)n beleyde te trecken om hue(r) wettige schult/ d(air)aen te v(er)halen d(air)aff de procur(eur) desselfs jans van/ b(er)them mits d(er) settingen voirs(creven) die geschiet was/ soe hij seyde voir en(de) eer der wed(er)p(ar)tien beleydt voirs(creven)/ gedaen mocht sijn en(de) die dair niet en stonde(n)/ als goede den p(ro)thonotar(ius) toebehoiren(de) mair t(er)/ lossinge(n) gelijck vo(r)e hebben de scepen(en) van loven(e)
//
ind(er) saken gemaent gewijst met vonnesse dat/ zij beg(er)den den wissele(re) met zijne(n) wisselboecke vand(en)/ voirs(creven) settinge(n) taenho(r)en en(de) d(air)entinden recht In sca(m)pno/ cor(am) duffle lyefkenrode buetsele vynck junii xiiii