Item anthonijs van ghele heeft quijt gescouwe(n) alsulcken/ bleit van scepen(en) br(ieven) van loeven(en) alse hij en(de) jouffr(ouwe) katl(ijne) bacx/ oft hen procur(ator) spreken(de) hebbe(n) op de goede vand(en) p(er)sone(n)/ die veroblig(er)t zijn voe(r) de xiiii r(ins) g(ulden) lijfpen(sien) d(air) af voe(r)/ inde r(e)cognitie bij ad(ri)ane mussche gedaen me(n)tie gemaict/ es soe verre tselve beleyt hinderlijck soude moegen wesen/ janne de vos en(de) den goeden van bleckem met hue(re)n toebehoirte(n)/ soe de selve jan de vos die gecregen heeft tegen de(n) voirs(creven)/ janne sone meest(er) jacops en(de) niet voerde(r) behalve(n) hem/ and(er)ss(ins) zijnd(er) actie(n) vanden selven beleyde op de ande(re) goed(en)/ der selver veroblig(er)de p(er)sone(n) cor(am) boechout naen junii/ iiii[ta]