Allen den genen dat hubrecht van haecht woenen(de)/ te haecht heeft geconstitueert den voirs(creven) vrancke/ de sluyte(re) om jairlijcx te manen teysschen optebue(re)n/ en(de) tontfangen all alsulck(er) lijfrinte als ten live van/ beatricen cleymans natuer(lijcke) docht(er) pet(er)s wijlen cleyma(n)s/ en(de) sust(er) des voirs(creven) vrancx huysvr(ouwe) des voirs(creven) hubrechts/ gecomen en(de) vercregen moegen zijn Ende die jairlijcx/ ten orboe(re) en(de) p(ro)fijte desselfs vrancx en(de) sijnd(er) [sust(er)] te bekeren(e)/ quitan(cie) te geven (et)c(etera) in mel(iori) for(ma) Promitt(ens) rat(um) irrevo/ calibiter absq(ue) calculo cor(am) eisd(em)