Item denijs vander moelen al(ia)s m(er)celis in p(rese)ntia/ heeft gekint en(de) gelijdt ende mits des(er) kint ende/ lijdt dat jasp(ar) van overwynge hem volcomel(ijc) geco(n)/ tenteert en(de) vernueght heeft van alsulken twee hond(er)t/ rinsgulden(en) te lx pl(a)c(ken) tstuck als de selve jaspar hem/ tande(re)n tijden t(er) cause(n) vand(er) huwel(ijcker) vorweerd(en) met/ lijsbetthe(n) wijlen van overwynge dochter des voirs(creven)/ jasp(ar)s ende yerste werdynne des voirs(creven) denijs tande(re)n/ tijden toegeseet en(de) geloeft heeft nae uutwijsen(e)/ den scepen(en) br(ieven) d(aer) aff gepasseert vand(er) daet xiiii[c]/ lxxxvi opten yersten dach der maent van februario/ Scelden(de) vand(er) selv(er) so(m)men ende niet voirde(r) volc(omen)/ quijte den selve(n) jasp(ar) en(de) zijn(en) erfgenamen en(de) nac(omelingen)/ en(de) alle(n) ande(re)n die des(er) quitan(cie) behoeven(de) souden/ moegen zijn P(ro)mitt(ens) null(atenus) alloqui sed de d(i)c(t)a q(ui)tan(cia)/ erga quoscu(m)q(ue) et cor(am) quibuscu(m)q(ue) iudicib[(us)] recta(m) p(re)sta(r)e/ warandia(m) cor(am) borch hellicht augusti s(e)c(un)da