Allen den ghenen dat de voirs(creven) joes de h(er)toghe als erfg(enaam)/ der voirs(creven) jouffr(ouwe) katlijne(n) wijle(n) sh(er)toge(n) en(de) he(re)n gielijs de/ mu(n)te(re) ende joh(ann)es heyms beide als execute(u)[rs] vand(en) testame(n)te/ der selv(er) wijle(n) katlijne(n) dair mede de selve jouffr(ouwe) katlijne/ gemaict ende gelaten heeft der tafle(n) sheylichs gheests van s(in)[te]/ pet(er)s te loeven(e) vijfthien rinsg(ulden) erfelijck vand(en) dertich/ rinsg(ulden) erfelijck die zij hadde opde stadt van hoeye dand(er)/ vijfthien rinsg(ulden) erfelijck der taflen sheylichs gheests s(in)[t]/ jacops opde biest te loeven(e) vanden selven dertich rinsg(ulden)/ erfelijck ind(er) mate(n) tselve testame(n)t dat naird(er) v(er)claerdt/ ende uuyt wijst in p(resen)cia hebbe(n) getransporteert en(de) ov(er)geg(even)/ ende mits des(er) transporte(re)n en(de) geven ov(er) acht(er)volgen(de) acht(er)/ volgen(de) den selve(n) testame(n)te en(de) begheerte(n) der voirs(creven)/ testame(n)t makerssen engelb(er)de egnoy clerc vand(en) g(r)[o]te(n)/ heylighe(n)gheeste van s(in)[te] pet(er)s te loeven(e) inde(n) name en(de)/ tot behoef vande(n) selven de vijfthien rinsgul(den) erfel(ijck)/ vande(n) voirs(creven) dertich rinsgul(den) erfelijck ende anthonijse/ absoloens als mo(m)boir vand(en) heylige(n)gheest van s(in)[t] jacops/ opde biest dande(r) vijfthien r(ins)g(ulden) erfelijck tot behoef/ vande(n) selve(n) heylige(n)gheest om die selve dertich/ rinsg(ulden) erfelijck jairlijcx gedist(ri)bueert te werdd(en) nae/ uuytwijs(en) vand(en) voirs(creven) testame(n)te Constitue(re)nde/ d(aer) om en(de) mechtich maken(de) den selve(n) engelb(er)de en(de) anth(onijse)/ irrevocabilit(er) de voirs(creven) rinte(n) te mane(n) teyssche(n) op te/ bue(re)n en(de) tontfange(n) ende die ofts noot zij met rechte/ texeque(re)n ende te v(er)volge(n) tot behoef als voe(r) Welke/ / transporte(n) voirs(creven) bijd(en) voirs(creven) engelb(er)de ende anth(onijse) geaccepteert/ zijn tot behoef als voe(r) zij v(er)cleerde(n) op sulke protestac(ien)/ dat de helighegheeste(n) voirs(creven) inde penen ind(en) voirs(creven) testame(n)te/ begrepe(n) niet gehoud(en) en zullen zijn anders dan soe v(er)re men/ bevinde dat die selve rinte(n) voirs(creven) tot hue(re)n behoef ontfa(n)ge(n)/ wae(re)n en(de) dan niet geappliceert noch bekeert en werdd(en) tot/ behoef als voe(r) ind(er) mate(n) tselve testame(n)t uuytwijst en(de)/ anders niet gem(er)ct datme(n) qualijck van sulke(n) rinte(n) betali(n)g(e)/ gec(ri)ge(n) can Oick op protestac(ie) als de voirs(creven) [engelb(erde)] v(er)cleerde/ dat hij de(n) g(r)[o]te(n) heylige(n)geest voirs(creven) aen dierste betali(n)ge/ die hij vand(er) selv(er) rinte(n) hebbe(n) sal hem selve(n) voir/ al betale(n) sal tghene des [vacat]/[vacat] eer hij de selve rinte sculdich zal/ zijn te dist(ri)bue(re)n nae uuytwijsen vande(n) selve(n) testame(n)te/ p(ro)mitt(entes) rat(um) absq(ue) calculo cor(am) h(er)meys buetsele/ maii xxvii