SAL7392, Akte: R°18.3-R°19.1 (42 van 688)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°18.3-R°19.1  
Act
Datum: 1498-07-04

Transcriptie

2020-03-28 door Jos Jonckheer
Vander questien gecomen bijden raide vand(er) stadt/
tussche(n) he(re)n ende meeste(re)n pauwele oeghe hee(re)/
van facuez raidt m(ijns) gened(ichs) he(re)n in brab(ant) t(er) eenre/
ende he(re)n claese de puteo inden name en(de) van wegen/
der cap(it)len van s(in)[te] pet(er)s alh(ier) canonick der selv(er) kercken/
t(er) ande(r) zijden Ald(air) de voirs(creven) [meest(er)] pauwel te kynne(n) gaff/
hoe dat hij ende zijn suster woenen(de) t(er) banck hadd(en)/
een seke(re) erfrinte van vier mudden core(n)s en(de) vier/
hollan(sche) gulden(en) op een hof metten toebehoirten onder/
libbeke gelegen geheeten thof te langen poele nae/
uutwijsen(e) der br(ieven) en(de) besceyde d(air) af wesen(de) van/
welken rinten hij ende zijn sust(er) in gebreke hadd(en)/
geweest ende t(er) causen van dien hen doen leve(re)n/
de pande en(de) p(ro)fijte(n) en(de) emolime(n)ten d(air) op wesen(de)/
nae des(er) stadt recht om tot huer(er) bet(alinge) te comen(e)/
met coste en(de) co(m)me(r) ende wa(r)en in dien seke(re)/
vo(n)nissen alh(ier) voir scepen(en) van loeven(e) gewesen d(air)/
mede hij gestelt was inde possessie vand(en) selve(n)
//
goeden tot zijne(n) gebreken behoef seggen(de) voirt/
want de voirs(creven) meest(er) claes uuyt crachte van e(n)nigen/
rinten die tvoirs(creven) cap(it)le hebben mochte op thoff/
geheeten t(er) ledich(eit) d(air) bij gelegen pant d(air) voe(r) wesen(de)/
en(de) oick eensdeels mede opde voirs(creven) goede den voirs(creven)/
ande(re)n hove toebeh(oirende) hoe wel de selve meest(er) pauwel/
en(de) zijn sust(er) oude(r) zijn t(er) causen van huer(er) rinten/
he(n) ongebruyck hadde gedaen inde vruchten gecome(n)/
vanden goeden ende landen d(air) de rinte des voirs(creven)/
meest(er)s pauwels op slaen mochte Soe beg(er)de/
en(de) v(er)socht de selve uuyt crachte vand(er) voirs(creven)/
voirhandelingen den voirs(creven) he(re)n claese in dien ond(er)/
wesen te hebben(e) dat hij van zijne(n) voirnemen(e)/
cesse(re)n soude laten(de) den voirs(creven) meeste(re)n pauwelse/
gebruycken der p(ro)fijten comen(de) van zijnen panden/
sond(er) hem e(n)nich disturbe in dien te doen(e) en(de) tot/
dien restitutie van des hij ombehoirl(ijc) soude moge(n)/
getogen hebbe(n) D(air) op de voirs(creven) de voirs(creven) meest(er)/
claes antw(or)den(de) seydt datmen bevi(n)den soude dat/
de voirs(creven) meest(er) pauwel en(de) zijn sust(er) wel geco(n)/
tenteert wa(r)en van hue(re)n gebreken te voirdere/
mits dien dat de selve meest(er) pauwel oft/
zijn p(ro)cur(eur) wel xv oft xvi sacken core(n)s getogen/
soud(en) hebben int jair voirleden d(air) af de meye(r)/
van libbeke de maman(de) soude hebben gehadt/
oic leydt bij de selve meest(er) claes dat meester/
pauwel oft zijn p(ro)cur(eur) div(er)se vruchten getoghen/
soude hebben gecomen vand(en) panden d(air) de rinte/
vand(en) voirs(creven) cap(it)le op slaen(de) was gheen pant/
wesen(de) vand(en) selve(n) meeste(re)n pauwelse en(de) dat/
alsoe de selve sculdich wa(r)e van al reken(inge)/
te doen(e) seggen(de) oick seke(re) gevallen(e) rinten soe/
aen jacoppe(n) ouderogge als p(ro)cur(eur) vand(en) hee(re) van/
dormant ende meer ande(re) bet(alinge) te hebben(e) Ende/
dat de voirs(creven) meest(er) pauwels alsoe wel tsijne/
hebben soude als outste rinte hebben(de) van hen beid(en)/
d(air) op de voirs(creven) meest(er) pauwel replice(re)nde seyt datme(n)
//
niet bevi(n)den en soude dat de voirs(creven) xv oft xvi sacke(n)/
corens tot zijne(n) p(ro)fijte wa(r)en gecomen mair ten/
vervolge he(re)n jans de mol ridders oft zijns p(ro)cur(eur)s/
vervolght geweest als geleydt en(de) en stiet hem dair/
niet aene Ontkynnen(de) oick tvoirnemen des voirs(creven)/
meest(er) claes dat hij van ande(re)n goeden zijne(n) pant/
niet wesen(de) yet ontvrucht soude hebben der cap(it)len/
toebehoiren(de) bliven(de) alsoe bij sijne(n) voirnemen(e) Es/
uuytgespr(oken) en(de) get(er)mineert bijden selven raide/
p(ar)tien als voe(r) in wed(er)sijden gehoirt zijnde dat/
de voirs(creven) meest(er) pauwel inden name als voe(r) acht(er)/
volgen(de) zijne(n) voirvo(n)niss(en) bliven sal inde possessie/
der p(ro)fijten ende emolime(n)ten vanden panden dair/
zijn brieven me(n)tie af maken tot zijnd(er) geheelder/
bet(alinge) toe met coste en(de) com(er) Ende vanden ande(re)n/
want meest(er) claes inden name als voe(r) p(rese)nteert/
te thoenen(e) dat de selve meest(er) pauwel oft zijn/
p(ro)cur(eur) voird(er) getogen soude hebben vand(en) goeden/
d(air) zijn brieve(n) niet op en slaen om d(air) af reken(inge)/
te doene beghe(re)n de wethoude(re)n den thoen te ae(n)hoiren(e)/
bijden selven meeste(re)n claese bijgeleet en(de) d(air)entinde(n)/
recht Act(um) in (con)s(ili)[o] opidi julii quarta
Nagekeken doorWalter Winnelinckx
ModeratorWalter Winnelinckx
Laatste update:: 2018-07-16 door The Administrator