Item jan vand(er) hulst woenen(de) taersschot die met twee/ scepen(en) br(ieven) van loeven(e) hem voirmaels veroblig(er)t/ heeft te weten(e) inden eene(n) d(aer)af aen henr(icke) bercx/ smet voe(r) vi croenen te xxiiii stuv(er)s tstuck erffelijc/ vand(er) daet lxxxi julii ix ende inden ande(re)n/ scepen(en) br(ieven) voe(r) twee rinsgulden(en) erffelijck vander/ daet lxxxiii oct(obris) x[a] heeft geloeft janne heselma(n)s/ / als man ende mo(m)boir m(ar)grieten leema(n)s zijnd(er) huysvr(ouwe)/ wed(uw)[e] arnts wijlen vand(er) berct huers voirmans die/ zone was des voirs(creven) henricx dat hij bynnen drie/ weken oft ten lancsten bynnen eend(er) maent naistc(omende)/ voe(r) scepen(en) van loeven(e) sal doen comen willem(me) van/ pulle zijne(n) behouwed(en) zone ende den selven willem(me)/ hem doen v(er)oblige(re)n voir beyd(en) voirs(creven) rinten van/ zesse croenen en(de) twee rinsgulden(en) t(am)q(uam) ass(ecu)[tu(m)] cor(am)/ borch(oven) bouchout febr(uarii) qui(n)ta