Item bartelmeeuse vand(en) brugge(n) brued(er) d(er) voirs(creven)/ katlijne(n) te weten(e) den hee(re) inde(n) name van hem/ sijn bleven voe(r) zijn part ierst een beempdeke(n)
//
gelegen te vlasselair tussche(n) zijn regenoete(n) als voe(r)/ Item noch een stuck lants houden(de) lx roede(n) gelege(n)/ omtrindt wesemale t(er) plaetse geheete(n) groot/ hellicht wi(n)ni(n)ghe tussche(n) de regenoete(n) als voe(r)/ sub iu(r)e p(ri)us hanc q(uo)q(ue) et sat(is) prout cor(am) eisd(em)