Item willem luenis sone wijle(n) willems woone(nde) / te hergracht p(ro)chie van linde(n) in p(rese)ntia heeft / bekindt ende gelede(n) kindt ende lijdt mits dese(n) / ae(n) hem bij anthuenis van couthem gelost gequete(n) / en(de) affgeleet te sijn(e) midts der so(m)me(n) van viertich / gulde(nen) eens als voerde hootpenn(ingen) van tweelff halster / rogs erffpachts als gregoris ghindernede(r) ende de voers(creven) / anthoenis opde(n) xxii[e(n)] meerte a(n)no xv[c] et lvi / als borge voerde(n) voers(creven) gindernede(r) met henne consorte(n) / bekindt hebbe(n) gehadt de(n) voers(creven) willem(men) scheldende / alsoe de voers(creven) willem de(n) voers(creven) anthoenis van(den) / voers(creven) erffpacht mette(n) coste(n) gedae(n) en(de) gebuert / int bescrijve(n) van(den) p(er)soon des voers(creven) willems mitsgaders / voe(r) tverloop beloopen(de) mette(n) coste(n) ter so(m)me(n) van / derthie(n) rinsg(ulden) xvii(½) s(tuijvers) volcomel(ijck) quijte promitt(ens) / nullatenus alloqui sed semp(er) sat(is) et war(as) erga / quoscu(m)q(ue) p(ro)ut obligan(do) et submitte(ndo) coram / liedekercke duffle octobr(is) xxiii /