Item machiel vander heijden als tot des / naebescreve(n) es bijd(en) testamen(ten) henr(ickx) wijlen / de coninck gepass(eer)t voer m(eeste)r jan(nen) wamel / notaris e(nde) seker getuijge(n) in date [vacat] / geconstitueert zijn(de) in p(rese)ntia heeft bekindt / e(nde) bekindt bij des(en) aen hem gest gelost gequete(n) / e(nde) affgeleet te zijn(e) midts zeke(re) somme
//
van pen(ningen) de qua sat(is) alsulcke ix r(ins)g(ulden) erffel(ijck) / vallen(de) jaerl(ijcx) de(n) ierste(n) april als franchois / vrijenborch aert anth(onis) e(nde) jacop van laken / opte(n) xxiii[e(n)] junii a(n)no xv[c] lxxi p(er)sonel(ijck) / bekindt hebben gehadt den selve(n) machiele(n) / tot behoeff e(nde) inden naem(e) inde selffve / brieven naerder geruert schelden(de) alsoo / deselve machiel de(n) voers(creven) p(er)soone(n) hunne / goeden e(nde) alle(n) ande(ren) dese quitan(tie) behoeve(nde) / van(de) voers(creven) erffrinte volcomel(ijck) quijte pro / mitt(ens) nullatenus alloqui sed semp(er) sat(is) / qualitate qua et war(ans) erga quoscu(m)que / prout cor(am) liedekercke maelcote ap(ri)lis / vii[a] /