Item peeter deutels zone wijle(n) wouters ende anna/de hertshals zijn huijsvr(ouw) woone(nde) te love(nen) hebben/ opgedragen met behoirlijcker verthijeniss(e) zeven carolus/ gulde(nen) te xx st(uijvers) tstuck ende zeven stuvers [een blancke] erffelijcke/ rinte vallen(de) jairlijcx opden vijfsten dach van meerte als de/ voirs(creven) gehuijsschen opden [vacat]/ vercregen hebben gehadt tege(n) [tege(n)] everaerde wijlen vaes aen ende op/ twee huijskens [metten hove e(nde) allen and(eren) toebehoirte(n)] gestae(n) binne(n) des(er) stadt inde broeck strate/ ae(nde) binnen vesten deser st tusschen de zelve stadt vesten ter eenre/ ende de [zeke(re)] persse ald(aer) ter andere zijden exp(osito) soe zijn daerinne/ gegoedt e(nde) gheerft ten erffel(ijcken) rechte goirdt de bosser [zone wijle(n) goirdts] en(de) anna/ deutels zijn huijsv(rouwe) v(er)loo [woone(nde) te love(nen)] tot behoef van hen e(nde) van hu(n)ne kind(eren)/ die zij nu tsame(n) hebbe(nde) zijn oft naemaels bij malca(n)de(ren) bijd(er) gr(ati)en/ godts alnoch zull(en) mogen gecrijgen p(er) mo(nitionem) et sat(is) de voerscr(even)/gehuijsschen [opdrageren] e(nde) tot hun m(eeste)r willem deutels lic(entiaet) ind(en) rechten/ e(nde) jacques deutels gebruede(ren) kinde(ren) der v(oer)s(creven) gehuijsschen [opdrageren] ind(ivisim)/ pri(us) ema(n)cipat(i) oblig(ando) et submit(tendo) ac p(re)d(icto) m(agistro) guill(elm)o renunc(iando)/ in forma et war(ans) voer ee(nen) goede ombelaste e(nde) onverthierde/ rinte prout [... [daer]af heeft de v(oer)s(creven) opdrager ind(ivisim) bij des(en) ... e(nde) schulders theffen e(nde) geloven des(en) hem v(oer)s(creven) .deen costeloos e(nde) scadeloos tinder... ontheffen Gedaen(e) voirts den v(oer)s(creven) ... [geh gedrag(er)s den v(oer)s(creven)] goird de bosser e(nde) zij(ne) huijsvr(ouwe) de co(n)sent brieven van(de) v(oer)s(creven) [res..] daeraf zij(nde) metten geloften va(n) genoech doe(ne) waerschape e(nde) ande(r) ind(er) zelver brie(ve) gegeven ten zelven rechte] behalven den v(oer)s(creven) gehuijsschen[goirde(n) de bosser en(de) zijn huijsv(rouwe)] inde v(oer)s(creven) erfrinte/ hun perceptie e(nde) voerheffen ende den voirs(creven) goirden zij(nen) dispositie/ alleene cor(am) ketelboetere maelcote octobr(is) xiii 1573