SAL7467, Akte: V°2.3-R°4.1 (6 van 581)
Akte V°2.3-R°4.1
Act
Datum: 1573-06-26
Transcriptie
2020-09-18 door Anton SchuttelaarsCondt zij eenenijegelijcke(n) dat eenen erfmangelinge
//
deijlinge ende verlijckinge geschiedt en(de) gebuert / zijn(de) tussche(n) jonck(er) pauwelse(n) steenlants als man / en(de) momboer van jouff(rouw)e anna vand(er) linde(n) dochter / wijle(n) heere(n) jans ridder als zij leefde(n) als hun / gehuijsche(n) uuijt crachte van seke(re) scheijdinge ende / deijlinge nu onlancx met hu(n)ne(n) medeerffgen(amen) ende / deijlgenoote(n) kindere(n) des voers(creven) heere(n) jans aengedeijlt / en(de) gebleve(n) geweest zijn(de) het vierde deel en(de) paert / van eene(n) leenrinte van vijffentwintich gouwe peeters / ende twelfve goude guldens tsjaers ae(n) en(de) op zekere / leengoede(n) sorteren(de) ond(er) de(n) heer van linther ter / eenre ende m(eeste)r jan de waersegge(re) sone wijle(n) / mertens daer moeder aff was jouff(rouw)e margriete / abseloms soe in sijn(en) name als oijck als man ende / momboer van jouff(rouw)e geertruijdt van(der) linde(n) dochte(r) / wijle(n) anthoenis zijne(n) huijsvr(ouw)e hem zoe van zijne(n) / voers(creven) moed(er) alsman van zijne(n) voers(creven) huijsvrouwe /
wege(n) respective co(m)peteren(de) de twee ander /
vierendeele(n) vand(en) voers(creven) leenrinte ter andere(n) /
zijde(n) soe sijn p(ar)tije(n) voers(creven) bij maniere van /
erffmangelinge scheijdinge en(de) verlijckinge als /
bove(n) v(er)accordeert voer hun heure(n) erffve(n) ende /
nacomelinge(n) ind(en) maniere(n) navolgen(de) te weten(e) /
dat de voers(creven) m(eeste)r jan de waersegge(re) zijne /
huijsvrouwe en(de) heure nacomere(n) zulle(n) erffel(ijck) /
houde(n) ende hebbe(n) dactie paert deel ende /
geachticheijt nuterijt de(n) voers(creven) jonck(er) pauwelse(n) /
en(de) sijn(en) huijsvrouwe competeren(de) ende te voere(n) /
de(n) voers(creven) heere(n) jan vand(er) linde(n) toebehoert /
hebben(de) inde voers(creven) leenrinte van xxv gouwe /
peeters en(de) xii gouwe gulden(en) tsj(ae)rs vallen(de) en(de)
//
v(er)schijnen(de) jaerlijcx s(in)t andriesmisse ap(oste)le nae / inhoudt van(den) brieve(n) d(aer)aff zijn(de) de voerscreve / jonck(er) pauwels en(de) jouffr(ouw)e anna vand(er) linde(n) / gehuijsche(n) op ende vande(n) zelve(n) actie paert deel / en(de) gerichticheijt vand(er) selver leenrinte bij dese(n) / jegewoerdinge erff(elij)ck renu(n)tieren(de) en(de) verthijen(de) / tot behoeff des voers(creven) m(eeste)r jans de waersegger / zijne(n) huijsvr(ouwe) ende heure(n) nacomelinge(n) gelove(nde) / d(aer)aff waerschap ende genoech te doene ende / tzelve deel en(de) gerichticheijt de(n) voers(creven) m(eeste)re(n) / jan(ne) sijn(en) huijsvr(ouwe) en(de) naecomere(n) te doe(n) hebbe(n) / volgen(de) ende genijete(n) ende in plaetse ende / in reco(m)pense van dije(n) sulle(n) de voers(creven) jonck(e)r / pauwels steenlants en(de) huere erffgen(amen) jaerl(ijcx) / hebbe(n) ende trecke(n) op alle(n) de goede(n) have en(de) / erfve des voers(creven) m(eeste)r jans de waerseggere / gelijck oyck de selve m(eeste)r jan de waersegge(re) / bij dese(n) jegewoerdige(n) bekint schuldich te zijne / de(n) voers(creven) jonck(er) pauwelse(n) steenlants en(de) zijnder / voers(creven) huijsvrouwe huere(n) erve(n) en(de) nacomelinge(n) / nege(n) carolusg(uldenen) te xx st(uvers) tstuck munte in / brabant cours en(de) loop hebben(de) en(de) vierthie(n) gel(ijcke) / stuvers ee(n) ort erff(elijck)e rinte alle(n) jaer op s(in)t / andries(mis)se ap(oste)le in plaetse van(den) voers(creven) vierendeele van(den) voers(creven) xxv gouwe peeters en(de) xii gouwe / corenvoirsters gulden(en) leenrinte te betaelen(e) / ende te love(ne) inde stadt wissele los en(de) / vrij etc(etera) te levere(n) infut(urum) telcke(n) termijne als schult / met rechte v(er)wo(n)nen ende ter manisse(n) der voers(creven) / gehuijssche(n) de selve rinte van ix rinsg(ulden) xiiii s(tuvers) i ort / wel en(de) loffel(ijck) te besetten(e) op goede en(de) sufficien(te)
//
pande(n) gelege(n) bijnne(n) der banmijle(n) van loeve(ne) weert / wesen(de) dobbele rinte ende soe vele te doene / dat de(n) voers(creven) gehuijssche(n) eeuwel(ijck) en(de) erffel(ijck) in toecomen(de) / tijde(n) sal moge(n) genoech zijn(e) met conditie(n) dat de / voers(creven) m(eeste)r jan de waersegge(re) de voers(creven) rinte van / ix g(ulden) xiiii s(tuvers) i ort zal moge(n) losse(n) en(de) quijte(n) talle(n) / tijde(n) alst hem gelieve(n) zal teenre reijse en(de) elcke(n) / penn(inge) daeraff met achtiene gelijcke penn(ingen) ende / met volle(n) pachte geloven(de) de voers(creven) p(ar)tije(n) in / wederzijde(n) des voers(creven) es ond(er) verbintenisse van heure / goede(n) p(rese)nt en(de) toecomen(de) goet vast en(de) van weerde(n) / te houden(e) en(de) te hebben(e) renu(n)tieren(de) te dije(n) eynde / van alle(n) p(ri)vilegie(n) soe van des(er) universiteijt als van / alle(n) andere(n) in for(m)[a] cor(am) liekercke winge junii / xxvi 1573 /
//
deijlinge ende verlijckinge geschiedt en(de) gebuert / zijn(de) tussche(n) jonck(er) pauwelse(n) steenlants als man / en(de) momboer van jouff(rouw)e anna vand(er) linde(n) dochter / wijle(n) heere(n) jans ridder als zij leefde(n) als hun / gehuijsche(n) uuijt crachte van seke(re) scheijdinge ende / deijlinge nu onlancx met hu(n)ne(n) medeerffgen(amen) ende / deijlgenoote(n) kindere(n) des voers(creven) heere(n) jans aengedeijlt / en(de) gebleve(n) geweest zijn(de) het vierde deel en(de) paert / van eene(n) leenrinte van vijffentwintich gouwe peeters / ende twelfve goude guldens tsjaers ae(n) en(de) op zekere / leengoede(n) sorteren(de) ond(er) de(n) heer van linther ter / eenre ende m(eeste)r jan de waersegge(re) sone wijle(n) / mertens daer moeder aff was jouff(rouw)e margriete / abseloms soe in sijn(en) name als oijck als man ende / momboer van jouff(rouw)e geertruijdt van(der) linde(n) dochte(r) / wijle(n) anthoenis zijne(n) huijsvr(ouw)e hem zoe van zijne(n) / voers(creven) moed(er) als
//
v(er)schijnen(de) jaerlijcx s(in)t andriesmisse ap(oste)le nae / inhoudt van(den) brieve(n) d(aer)aff zijn(de) de voerscreve / jonck(er) pauwels en(de) jouffr(ouw)e anna vand(er) linde(n) / gehuijsche(n) op ende vande(n) zelve(n) actie paert deel / en(de) gerichticheijt vand(er) selver leenrinte bij dese(n) / jegewoerdinge erff(elij)ck renu(n)tieren(de) en(de) verthijen(de) / tot behoeff des voers(creven) m(eeste)r jans de waersegger / zijne(n) huijsvr(ouwe) ende heure(n) nacomelinge(n) gelove(nde) / d(aer)aff waerschap ende genoech te doene ende / tzelve deel en(de) gerichticheijt de(n) voers(creven) m(eeste)re(n) / jan(ne) sijn(en) huijsvr(ouwe) en(de) naecomere(n) te doe(n) hebbe(n) / volgen(de) ende genijete(n) ende in plaetse ende / in reco(m)pense van dije(n) sulle(n) de voers(creven) jonck(e)r / pauwels steenlants en(de) huere erffgen(amen) jaerl(ijcx) / hebbe(n) ende trecke(n) op alle(n) de goede(n) have en(de) / erfve des voers(creven) m(eeste)r jans de waerseggere / gelijck oyck de selve m(eeste)r jan de waersegge(re) / bij dese(n) jegewoerdige(n) bekint schuldich te zijne / de(n) voers(creven) jonck(er) pauwelse(n) steenlants en(de) zijnder / voers(creven) huijsvrouwe huere(n) erve(n) en(de) nacomelinge(n) / nege(n) carolusg(uldenen) te xx st(uvers) tstuck munte in / brabant cours en(de) loop hebben(de) en(de) vierthie(n) gel(ijcke) / stuvers ee(n) ort erff(elijck)e rinte alle(n) jaer op s(in)t / andries(mis)se ap(oste)le in plaetse van(den) voers(creven) vierendeele van(den) voers(creven) xxv gouwe peeters en(de) xii gouwe / corenvoirsters gulden(en) leenrinte te betaelen(e) / ende te love(ne) inde stadt wissele los en(de) / vrij etc(etera) te levere(n) infut(urum) telcke(n) termijne als schult / met rechte v(er)wo(n)nen ende ter manisse(n) der voers(creven) / gehuijssche(n) de selve rinte van ix rinsg(ulden) xiiii s(tuvers) i ort / wel en(de) loffel(ijck) te besetten(e) op goede en(de) sufficien(te)
//
pande(n) gelege(n) bijnne(n) der banmijle(n) van loeve(ne) weert / wesen(de) dobbele rinte ende soe vele te doene / dat de(n) voers(creven) gehuijssche(n) eeuwel(ijck) en(de) erffel(ijck) in toecomen(de) / tijde(n) sal moge(n) genoech zijn(e) met conditie(n) dat de / voers(creven) m(eeste)r jan de waersegge(re) de voers(creven) rinte van / ix g(ulden) xiiii s(tuvers) i ort zal moge(n) losse(n) en(de) quijte(n) talle(n) / tijde(n) alst hem gelieve(n) zal teenre reijse en(de) elcke(n) / penn(inge) daeraff met achtiene gelijcke penn(ingen) ende / met volle(n) pachte geloven(de) de voers(creven) p(ar)tije(n) in / wederzijde(n) des voers(creven) es ond(er) verbintenisse van heure / goede(n) p(rese)nt en(de) toecomen(de) goet vast en(de) van weerde(n) / te houden(e) en(de) te hebben(e) renu(n)tieren(de) te dije(n) eynde / van alle(n) p(ri)vilegie(n) soe van des(er) universiteijt als van / alle(n) andere(n) in for(m)[a] cor(am) liekercke winge junii / xxvi 1573 /
Nagekeken door: Inge Moris , Lize De Wilder , Greet Stevens
Moderator: Greet Stevens
Laatste update:: 2013-06-10 door Inge Moris