Item in g tegenwoerdich(eij)[t] des meijers ende der / schepen(en) van loeven(en) naebes(creven) gestae(n) jonck(er) jan(ne) de rijcke / woonen(de) te loeven(e) en(de) m(eeste)r ambrosius van duffle / in des(en) v(er)va(n)gen(de) en(de) hem sterck maken(de) voe(r) joncker / jan(ne) van duffle lathem beijde als mo(m)boers van / jouff(rouw)e barbele en(de) marie de rijcke woonen(de) ind(en) groote(n) / beghijnhove binne(n) des(er) stadt o(n)bejaerde kindere(n) jans / wijle(n) de rijcke en(de) van jouff(rouw)e anne(n) wijle(n) van(der) / werve zijn(en) huijsvrouwe zustere(n) des voers(creven) jonck(er) / jans mette(n) zelve(n) in p(er)soon(en) ende totter selve(r) tutelen / en(de) mo(m)boere(n) bijd(en) ove(r)mo(m)boers des(er) stadt opd(en) xxv[e(n)] / dach junii a(n)no xv[c] lxxiii lestled(en) behoerl(ijck) geauctoris(eer)t / en(de) geord(ineer)t zijn(de) blijcken(de) bijder acte(n) auctentijck d(aer)aff / zijn(de) in date voers(creven) en(de) onderteecke(n)t du pretz per / mo(nitionem) hebbe(n) ind(er) naem(e) en(de) qualiteijt en(de) uuijt crachte / als voe(r) opgedrage(n) met behoerl(ijcke) v(er)thijenisse(n) / alsulcke(n) zesse carolusg(ulden) te xx st(uijvers) tstuck vallen(de) / jaerl(ijcx) opd(en) xxiii[e(n)] nove(m)bris a(n)no xv[c] lvi voer / meijere en(de) schepen(en) des(er) stadt heeft gereserveert / heeft gehadt ae(n) en(de) op ee(n) huijs en(de) hoff mette(n) / stalle(n) schuere(n) boegaerde en(de) alle(n) andere(n) zijne(n) / toebehoerte(n) gelijck tselve gelege(n) is tot here(n)t / bijde kercke aldaer tussche(n) de goede(n) der / erffgen(aemen) anthoenis wijle(n) coesmans in deen(en) dwouvelt / ald(aer) ter ii[er] en(de) tstraecke(n) geheete(n) tkerckstraetke(n) / te(n) andere(n) zijd(en) Exp(ositis) soe is daer inne gegoedt
//
te(n) erffel(ijcken) rechte m(eeste)r anthoenis wittrincx / inde(n) naem(en) ende tot behoeff heere(n) en(de) meester / willems boxhore(n) lice(n)tiaet ind(en) rechte(n) en(de) raedt / ons heere(n) des conincx ind(en) rade van brabant / en(de) van jouff(rouw)e margriete vand(er) lijnd(en) zijn(en) huijsf(rouw)e / p(er) mo(nitionem) et sat(is) de voers(creven) jonck(er) jan de rijcke / en(de) de voers(creven) momboer ind(en) voers(creven) qualiteijt en(de) / hem sterck maeken(de) als voere mette(n) selve(n) / gesustere(n) in p(er)soon(en) et war(as) voe(r) ee(n) goede / ombelaste en(de) onverthierde rinte prout iure / cederen(de) voerts de voers(creven) opdragere(n) ind(en) naem(en) / qualiteijt en(de) uuijt crachte als voe(r) de(n) voers(creven) / m(eeste)r anthoenis wittrincx ind(en) naem(en) ende tot / behoeff als voe(r) de constituatie brieve(n) d(aer)aff / zijn(de) mette(n) geluefte(n) van genoech doen(e) waerscape / en(de) and(e)r inde zelve brieve(n) begrepe(n) te(n) zelve(n) / rechte cor(am) winde maelcote julii viii[a]