Item in p(rese)ntia als boven gestaen de voors(chreven) adriaen/ van thienen sone wijlen peeters woonende/ bijnnen des(er) stadt loven p(er) mo(nitionem) heeft opgedraghen/ met behoorl(ijcke) v(er)thijden(isse) huijs en(de) hoff met allen/ zijn(en) toebehoorten groot ontrent twee boenderen/ geleghen tot linden bij des(er) voors(chreven) stadt loven/ regen(oten) de goeden des hee(ren) van linden ter i[e]/ tgoidtshuijs van(de) augustijnen bijnnen loven ter ii[e]/ tgoidtshuys van s(in)[te] geertruijden bijnnen loven/ ter iii[e] het goutens block den voors(chreven) adriaen/ toebehooren(de) ter iiii[e] en(de) de lindenstraete ter v[e]/ zijd(e) Expo(sito) ende dierick en(de) cornelis de/ slachmolder als kerckm(eeste)ren der kercke van s(in)[te]/ quintens tot linden voors(chreven)tot behoeff der/ sel(ver) kercke(n) imp(ositi) p(er) mo(nitionem) redd(iderun)[t] den voors(chreven)/ adriaen van thienen om tsel(ve) bij hem zijne/ erffven en(de) naecomelin(gen) te houden en(de) te besitten/ op de commeren en(de) lasten daer te voren op uuijt/ gaen(de) Te weten op vier cappuijnen daer men/ jaerlijcx voor betaelt xvi stuijvers aen/ tgodtshuijs van s(in)[te] merttens sonder meer/ waerop de voors(creven) adriaen tsel(ve) goed is/ waeranderen(de), ende voorts meer op een(e) voortaen(e)/ rente van sesse carol(us)gul(den)s te xx s(tuijvers) stuck
//
erfell(ijcke) rente alle jaere opden xiii[e] feb(rua)[rii] te/ betaelen en(de) bijnnen deser stadt wissele van loven/ te leveren den voors(chreven) kerckm(eeste)ren oft ande(rs) haere/ naecommelin(gen) tot behoeff der voors(chreven) kercke, los/ en(de) vrije van x[e] xx[e] c[e] en(de) alle ande(re) meerde(re) oft/ minde(re) penn(ingen) en(de) impositien innegestelt oft/ naemaels inne te stellen erffel(ijck) in futuru(m)/ obligan(do) submitten(do) ac renun(tiando) (et)c(etera) Met conditie/ dat de voors(chreven) adriaen oft zijne naecomelin(gen)/ de voors(chreven) rente van sesse carol(us)gul(den)s sullen/ moghen lossen en(de) affquijtten tallen tijden alst/ hun gelieven sal ten twee reijsen elcken/ carol(us)guld(en) erffel(ijck) met xviii gel(ijcke) carol(us)/ gul(den)s loopen(de) munte, ac cum secundum ratum/ dequitationis coram eisd(em)