It(em) want stoet en(de) tebat opverstain was tussche(n) henricke(n) vander strate(n) en(de) in deen zide en(de)/ henricke(n) erlebout in dande(r) van palinge(n) tussche(n) hoe(r) beyder erve gelege(n) inde dorpstrate/ tussche(n) [de goede] symoens vande(n) wiele en(de) de goede jans vos d(aer) af hen de voirs(creven) p(ar)thien verbonde(n)/ ende ge[(com)]promitteert hebbe(n) voir scepene(n) van loeve(n) ind(er) stat geswore(n) meest(er)s en(de) werclude/ gelijc tco(m)promis dair op gemaict volcomelic begrijpt en(de) inhoudt Dair om sijn de voirs(creven)/ meest(er)s ende werlude come(n) voir scepene(n) van loeve(n) tyerst de gelegenheit vande(n) erve wail ov(er)siende/ en(de) hebben geseecht hoir goetduncke(n) ende t(er)m(in)atie gelijc hier na volcht Inde(n) yerste(n) dat de/ voirs(creven) henric [erlebout] sine(n) gevelwant staende ten erve w(er)t des voirs(creven) henrix vand(er) strate(n) die nu/ t(er) tijd ov(er)hanght richte(n) sal van bove(n) tot benede(n) dat si in hoe(r) loet staen sal Ende dat de/ selve henric erlebout bute(n) der voirs(creven) gevelwant te(r) erve w(er)t des selfs henrix/ geen recht hebbe(n) en sal ten wa(r)e dat hi dair af bescheit getone(n) conste met scepene(n)/ brieve(n) van loeve(n) Seggende voert de voirs(creven) meest(er)s dat de voirs(creven) henric erlebouts/ vander voirs(creven) sijnre gevelwant acht(er)w(er)t tot de(n) ynde toe van sine(n) huse eene(n) wat(er)val/ hebbe(n) sal breet sijnde iii vierendel voets en(de) an(der)s so en sal de vors(creven) henric erlebout/ gheen recht hebbe(n) t(er) erve w(er)t des vors(creven) henr(ix) vand(er) strate(n) Ende elc van beide/ de p(ar)thien sal sijn wat(er) op he(m) selve(n) achterw(er)t uut leyden in beyde seide(n) vande(n) thuyne die/ tussche(n) horer beyder erve steet in Seggende oic de voirs(creven) meest(er)s dat negeen vande(n) p(ar)tien
//
op sijn erve o(n)reynicheit noch verkene(n) houde(n) noch legge(n) en sal op vii voete(n) na des and(er)s/ erve sonder argelist alb(us) ouderogge eod(em)