It(em) joncker jan he(re) van scoinhove(n) in jegenwerdicheide(n) der scep(enen) va(n) loeve(n) gest(aen)/ heeft quitgesconde(n) openbairlic alsulke(n) recht als hi heeft oft hebbe(n) mach/ inde mo(m)borie va joffrouwe(n) dorothee docht(er) h(ere)n jans wile(n) va(n) scoinhove(n) ridders/ zijns neve(n) en(de) heeft geloeft de selve joncker ja(n) he(m) niet tonder winde(n) va(n) enige/ goede(n) die toebehoere(n) muchte der vors(creven) joff(rouwe) dorothee so wair die gelege(n) moge(n)/ zijn in enig(er) manire(n) Vort heeft geloeft de vors(creven) jonker ja(n)ne va(n) scoinhove(n)/ zoene wille(m)s wile(n) va(n) scoinhove(n) ond(er) sijn daghe sijnde in dien te hebbe(n)/ en(de) te vervane als de selve jan tot sine(n) dage(n) come(n) sal zijn dat hi da(n)
//
oec quijcsch quijt sal schelde(n) alsulke(n) recht als hi heeft en(de) he(m)/ toebehoere(n) soude inde vors(creven) mo(m)borie vand(er) vors(creven) joff(rouwe) dorethee en(de) int/ bewijnt ende tregime(n)t van hoere(n) goede sond(er) argelist muylke bone/ no(vem)[br(is)] vi