Cond sij allen lieden dat h(er)dirc van erpe p(er)soen d(er) kerke(n) van ned(er)dormale/in jegenwordicheyt d(er) scepen(en) van loeven gestaen heeft gegeve(n) en(de) bekendt/dat hi gegeve(n) heeft woute(re)n van mee(re) sine(n) swagher sine goede gelege(n)/inde prochie van ned(er)dormale in huyse(n) hove(n) bog(ar)den wynnende(n) landen/beemde(n) en(de) eeusele(n) met [alle(n)] hae(re)n toebehoe(re)n te samen metten thiend derdel/vand(er) thienden bynnen der vriheyt van dormale en(de) oec mett(er) helecht/vand(er) thiende(n) van dunghen gelijc en(de) ind(er) manie(re)n als de voirs(creven) p(er)soen/de voirg(enoemde) goede metten thienden [voirg(enoemd)] aldair houdende is te houden te/hebben en(de) te wynne(n) van sente jans misse bap[(tis)te(n)] lest lede(n) ene(n) /t(er)mijn va(n) twelf jae(re)n lanc deen na dand(er) d(aer) na sond(er) myddel volge(n)de
//
elcs jaers dair en bynne(n) [te wete(n) de wynne(n)de lande mette(n) vors(creven) thiende(n)] te weten voirs(creven) wynnende lande om twintich / mudde om vijftich mudde [wynt(er)] corens en(de) twintich mudde ghersten beyde/goet en(de) payabel met wa(n)ne en(de) m(et) vede(re)n wael bereydt d(er) maten va(n) /leeuwe tons(er) vrouwe(n) lichtmisse te betale(n) [en(de)] te leeuwe te leve(re)n en(de) telke(n) /t(er)mijne alse v(er)volghde schout En(de) de voirs(creven) beemde en(de) eeusele om eenen(de)/twintich gul(den) te wete(n) xxviii placke(n) payments voe(r) elke(n) gul(den) voirs(creven) gere/kent altoes de(n) voirs(creven) t(er)mijn duer(ende) half ts(ente) remeys misse en(de) half/ts(ente) jans misse bap[(tis)ten] te betale(n) en(de) telke(n) t(er)mijn alse v(er)volghde schout/cor(am) capell(eman) ridde(re) julii xiiii