Het sijn comen in rechte voe(r) de meye(r) en(de) scepen(en) van loeve(n) inde banc aldaer/everart van marisse die overmids vonnis van scepene(n) brieve(n) van loeve(n) come(n) /en(de) geleyt is totten goeden henrix jammart seggende dat hi tot des voirs(creven) henrix/goede geleydt was na inhout van sine(n) brieve(n) en(de) sunderlinge(n) tot acht groet/roeden lands gelegen ten groten halleer die de voirs(creven) henric houdende was en(de) die/nu den voirs(creven) everarde mids macht van sine(n) voirs(creven) beleyde toebehore(n) versueken(de)/dat hem de meye(r) inde voirs(creven) viii roeden lands houde(n) woude daer op pyrart/bernamont op dede verantworde seggende dat hij daer af van mijnre vrouwe(n)/der abdissen sgodshuys van lyntre guedinge hadde en(de) die goede ov(er) xx en(de) over/xxx jae(re) gehouden en(de) d(aer) af in possessie geweest hadde en(de) boet de voirs(creven) everart/te thone(n) dat de voirs(creven) henric inde voirs(creven) goede gegoedt was en(de) d(aer) af in poss(es)/sie geweest daer toe beyde den p(ar)thien voirs(creven) dach bescheyden waer Soe dat/elc vanden p(ar)thien ten voirs(creven) dage thoenden daer na de meye(r) maende de scepen(en) /wes hier af een recht sijn zoude De scepen(en) [ge]maendt wijsden na aenspraken/na v(er)antworden en(de) nathonisse dat voe(r) hen comen wae(re) dat de voirs(creven) jan b /pyrart bernamont inde voirs(creven) goede blive(n) zoude na de hoetvonnissen die/vande(n) scepen(en) van loeve(n) daer op gegaen wae(re)n na dats noch voe(r) de scepene(n) come(n) /wae(re) h(iis) int(er)fu(eru)nt borch(oven) rolant pynnoc capell(eman) [oud(erogghe)] jan(uarii) xxvi