It(em) henric van acht(er) in jegenw(er)dich(eit) d(er) scepen(en) van loeven(en) gestae(n)/ heeft bekendt en(de) verlijdt openbairlic dat hi hem niet/ vord(er) behelpe(n) en sal op de goede des vors(creven) henrics/ vlockema(n)s met alsulke(n) beleyde en(e) schoutbtrieve d(aer) mede/ hi come(n) en(de) geleydt is tot de(n) goede(n) des selfs henrics/ vlockeman dan alleen om de voirs(creven) schout te gecrige(n) en(de) d(aer)/ betaelt te w(er)de(n) en(de) voert dat de selve henr(ic) va(n) acht(er) gelost/ en(de) gequijt mach w(er)den van alsulke(n) ii mudde(n) rogs lijfpe(n)sie(n)/ ten live lijsbette(n) wijf jans de mandemak(er) tsionge(n) bekennen(de)/ de vors(creven) henr(ic) van acht(er) so wanneer hi betaelt en(de)/ gelost sal sijn gelijc voirs(creven) steet dat hi de(n) vors(creven) henr(ic)/ vlockeman beyde scoutbrief en(de) beleyde brief vors(creven) [t(er) stont] angheven/ en(de) telive(re)ren sal eis(dem)/