It(em) barbele claes dochter lyeken wilen claes es come(n) in jeg(enwordigheit)/ der scepen(en) van lov(en) en(de) heeft verhuert en(de) bekent dat sij verhuert/ heeft henr(icke) van releghem de van zempse de goede h(ier) nae/ bescreve(n) Inde(n) yersten een boender beemts gelege(n) te zempse/ in dachterbroec tussce(n) de goede des voirs(creven) henrix en(de) de goede/ henrix claes It(em) (½) boend(er) lands gelege(n) opte meere tussce(n)/ de goede arnts roelants en(de) jans van wynkele It(em) een block/ lands houden(de) inde mate (½) boend(er) gelege(n) te zempse bij thoff/ des voirs(creven) henrix van relege(m) tusscen de goede jans vande(n) stocke/(et) en(de) de goede des selfs henrix It(em) een boender eeussels/ gelege(n) aldair tussce(n) de goede jans vand(er) elst en(de) der kijnde(re) vande(n)/ bossche It(em) huys en(de) hoff met sijnre toebehoirte(n) gelege(n) te zempse/ bijde herstrate ald(air) tussce(n) de goede henrix rombouts (et) jans vand(er)/ elst Te houden en(de) te hebben also langhe als h(er) jan van wachghe/ leghem mo(n)nick scloest(er)s van vyleer lijsbeth vande(n) broeke docht(er)/ henrix wile(n) vande(n) broeke lijsbeth van wachghe wachgleghem/ die wijf es reyners van let en(de) ysabeele der selver dochter/ everart de sluyte(re) van bruessel en(de) kath(er)ine(n)? sroevers sijn werdynne/ leve(n) selen en(de) niet la en(de) de langhste van hen sessen leve(n) sal/ en(de) niet langher voir ene(n) seke(re)n prijs d(air) af de voirs(creven) barbele
//
bekent heeft dat hoir vande(n) voirs(creven) henr(icke) van relege(m) gnoch/ genoegh gesciet es Gelove(n)de de voirs(creven) barbele den voirs(creven)/ henr(icke) vand(er) voirs(creven) hueringe(n) altijt genoegh te doen en(de)/ tege(n) ene(n) yegelike(n) recht warant te sijn der voirs(creven) sesse/ p(er)sone(n) leven due(re)nde smacht borch(oven) m(ar)cii xi