Van janne coels/ It(em) van alsulken ii[c] mottoene(n) die wouter vander berct heeft/ moete(n) betale(n) roelove vande(n) lare dair voe(r) de voirs(creven) wouter/ vand(er) berct inde(n) rechte voir meye(r) en(de) scepen(en) van loven(en)/ aengesproke(n) heeft janne daems die te wive heeft/ marien coels dat hij hem de c mottoen(en) vande(n) voirs(creven) ii[c]/ wed(er) oprichte(n) en(de) betalen soude want hem de voirs(creven) marie/ des voirs(creven) jans wijf geloeft hadde te betale(n) gelijc hij dat/ boet te thoene(n) met meer reden(en) en(de) thoenissen die/ de voirs(creven) wout(er) vand(er) berct dede bilegge(n) Dair op de voirs(creven)/ jan daems hem verantwerde meyne(n)de dat hij des ne(m)mer/ meer thoene(n) en soude mer al thoende hijt soen en soude
//
hem dat gheen scade doen gemerct dat hij boet te thone(n) dat de/ voirs(creven) wouter vand(er) berct geloeft hadde te betale(n) alle de schout die/ henr(ic) coels sijn zweer sculdich was dwelc de voirs(creven) jan daems/ thoonde Eest vo(n)nisse dat alsulke(n) aensprake als de voirs(creven) wout(er) vand(er)/ berct gedaen heeft tot den voirs(creven) ja(n)ne coels den selve(n) ja(n)ne coels/ gheen onstade doen en sal roelofs borch(oven) cap(elle)[ma(n)] ov(er)wynge iunior/ smet febr(uarii) v