It(em) desgelijx hebbe(n) hebbe(n) gekeert inde voirs(creven) iiii p(er)sone de/ voirs(creven) andries in deen zijde en(de) he(n)nen vande(n) gasthuyse inde(n)/ name en(de) van wege(n) heyns vande(n) gasthuyse sijns brueders/ in dande(re) die hij h(ier) inne geloeft heeft te vervaen van/ alsulk(er) quetsue(re)n als de voirs(creven) dries meyndt dat hem de/ voirs(creven) gebruede(re) gedaen soude(n) hebbe(n) (et)c(etera) te wete(n) dries in/ wout(ere)n van nethene(n) en(de) henr(ic) vand(er) calst(ere)n de jonge voirscr(even)/ en(de) he(n)ne(n) vande(n) gasthuse in dander ii Ende hoir segge(n)/ te segge(n) bynne(n) den voirs(creven) tijde voirt heeft geloeft de voirs(creven)/ he(n)ne(n)? henne(n) sijne(n) brued(er) voirscr(even) te vervaen en(de) in dien te/ hebbe(n) dat hij (et)c(etera) eisd(em)