It(em) van alsulken c en(de) xx mottoen(en) en(de) iiii mudden rogs en(de)/ desgelijx xxxvi s(cellingen) grote(n) als dair voe(r) gielijs bode metter stat/ brieve(n) van loven(e) de ov(er)mids macht van ene(n) beleide dair m(ede)/ hij beleit es tott(er) have(n) lijsbette(n) vande(n) putte wedewe henrix/ wilen ghyse dach hadde doen doen ja(n)ne goetele(n) van are(n)donc/ Welcke(n) dach op heden come(n) es mids dat de voirs(creven) p(ar)tien mids/ onlede(n) die inden rechte te doen was op in dond(er)sdage lestleden/ niet gedingen en consten welc schout de voirs(creven) gielijs yesch/ van seke(re)n goede(n) die de vors(creven) ja(n) vand(er) voirs(creven) lijsbette(n) wege(n) in/ hueri(n)gen gehoude(n) hadde xi jair langc en(de) van hoe(re)n arbeyde/ die de voirs(creven) jan van hoe(re)n wege(n) opgeboirt hebbe(n) soude Hevet/ tvonnis d(er) scepen(en) van lov(en) gewijst mids dat de voirs(creven) jan sine(n)/ dach op heden niet en wachte datme(n) den voirs(creven) gielise/ vand(er) voirs(creven) schout houde(n) sal in sine(n) beleide also verre alst/ noch voir scepen(en) van loven(e) come(n) es lomb(ar)t abs(oloens) wit(te)[ma(n)]/ boys febr(uarii) v[a]