Opten negenthiensten dach februarii a...? / na costume van scriven(e) tshoefs van ca...?/ sijn hee(re) ende meester lenaert vanden zande ...?/ canoninck tot arschot ter eenre ende joes (der)?/ kinde(re) soen wijlen joes wijlen joes der kinde(re)n ...?/ hadde van wijlen lijsbetten vanden zande sijn ...?/ was suster doen zij leefde des voirs(creven) meester l(enaerts)?/ vanden zande Inden name van hem selven tam...?/ pede oick inden name van hem selven ende barbe...?/ der kinde(re)n sijnre huysvrouwen suster van vader en(de)?/ moeder des voirs(creven) joes des kinde(re)n die hij hier ...?/ vervaen heeft ende symon van pede oick inden n(ame)?/ van hem selve ende kathelijnen der kinde(re)n suster de(s)?/ voirs(creven) joes ende barbelen der kinderen die hij insg(elijcx)? / hier inne vervaen hieft ende des voirs(creven) joes der/ kinde(re)n ende jan van pede inden name en(de) van (wegen)?/ willekens der kinde(re)n dien zijn insgelijcx hier/ vervaen hebben ter ander zijden Ov(er)comen ende (eens)?/ wordden van hue(re)n parte portie ende gedeelte d(ie)? (zij)?/ hebben inde goeden gebleven achter wijlen elskene (vanden)?/ dijcke dochter wijlen willems vanden dijcke die hij h(adde)?/ van wijlen geertruyden vanden zande sijnen wive t...?/ die suster was doen zij leefde des voirs(creven) meester/ lenairts ende wijlen lijsbetten vanden zande ende wij?/ hennekene nijs soen laureys nijs die hij heeft van/ wijlen m(ar)grieten vanden zande sijne wive was/ die suster was insgelijcx doen zij leefde des vor(screven)?/ meester lenaerts wijlen lijsbetten ende geertruyde(n)?/ vanden zande Alle welcke voirscreven(en) goede bij...?/ voirs(creven) meeste(re)n lenairde alleene zindert der ...?/ aflivicheyt der voirs(creven) wijlen elskens vanden dijck
//
ende hennekens nijs aenveerdt ende gepossesseert/ sijn geweest ende dat inder vuegen ende manie(re)n/ navolgende Te wetene dat de voirs(creven) meester/ lenairt den voirs(creven) vier kinde(re)n der kinde(re)n voe(r) hue(r)/ part actie ende deel dat zij hebben inde goeden/ gebleven achter der voirs(creven) wijlen elskene vanden/ dijcke ende henneken(e) nijs transporte(re)n ende opdragen/ sal Ierst seven croonen erffelijck verpant/ sijnde op woute(re)n vanden tympele als principael/ clase de keersmakere met sijnen medeplege(re)n als/ borgen Noch op mertene nackairts bontwerckere/vijf [drie] croonen erffelijck Ende noch twee croon(en) erffelijck/ op sekere borghen al na inhouden der brieven der/ scepen(en) van loven(e) dair af sijnde de welcke de/ voirs(creven) meester lenairt den voirs(creven) kinde(re)n der kinde(re)n/ ov(er)geven sal Behoudelijck ende hier inne versien/ dat de selve kinde(re)n der kinde(re)n den voirs(creven) meeste(re)n/ lenairde hue(re)n oom inde voirs(creven) erfrenten bekinnen/ selen sijne tocht ende bijleenen Ende van al tgene/ dat voirscreven steet selen [hebbe(n)] de voirs(creven) p(ar)tien malca(n)d(ere)n/[gelooft de voirs(creven) m(eester) lenart renu(n)cie(re)nde] behoefte doen voe(r) scepen(en) van lovene Dies selen/ de voirs(creven) kinde(re)n der kinde(re)n den voirs(creven) meeste(re)n/ lenairde quijtscelden vander bladingen bij hem/ gehadt vanden voirs(creven) hue(re)n p(ar)te der goeden bij hem/ aenveerdt Gedaen ende geaccordeert ten dage/als boven te bruessel inden sack gestaen aende/gemeyne merct ald(aer) cor(am) hoeven butsele aug(usti)/ ult(ima)